Wijzigingen Wet toezicht op collectieve beheersorganisaties

20-03-2013 Print this page
B912205

Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, Staatsblad 2013, nr. 97. 

Enkele gewijzigde/nieuwe artikelen:

Artikel 3
1. De volgende besluiten van een collectieve beheersorganisatie behoeven de voorafgaande schriftelijke instemming van het College van Toezicht:
a. een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de collectieve beheersorganisatie;
b. een besluit tot vaststelling of wijziging van reglementen of modelovereenkomsten betreffende de uitoefening en handhaving van auteursrechten of naburige rechten;
c. een besluit tot verhoging van de tarieven anders dan ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen indexering, overeenkomsten daaromtrent met representatieve organisaties van betalingsplichtigen of toegenomen gebruik van beschermde werken.
2. Het College van Toezicht kan over besluiten als bedoeld in het eerste lid een collectieve beheersorganisatie van advies dienen. Brengt het College van Toezicht binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om schriftelijke instemming geen advies uit, dan wordt het besluit, bedoeld in het eerste lid, geacht te zijn goedgekeurd.
3. Het College van Toezicht kan slechts zijn schriftelijke instemming aan een besluit onthouden indien de collectieve beheersorganisatie binnen een door het college te bepalen periode na ontvangst van een voorafgaand advies van het college het advies niet opvolgt.
4. Het College van Toezicht onthoudt zijn goedkeuring aan een besluit tot verhoging van de standaardtarieven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, indien de verhoging, gelet op de in artikel 2, tweede lid, vermelde eisen, buitensporig is.

Artikel 18

1. Het College van Toezicht kan een collectieve beheersorganisatie aan wie de overtreding kan worden toegerekend een bestuurlijke boete opleggen:
a. bij niet-naleving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van ten hoogste € 225.000 per overtreding, of, indien dat meer is, 5% van het totaal van de door een collectieve beheersorganisatie in het aan de beschikking voorafgaande boekjaar geïnde of voor verdeling beschikbare vergoedingen;
b. bij overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van ten hoogste € 35.000 per overtreding, of, indien dat meer is, 1% van het totaal van de door een collectieve beheersorganisatie in het aan de beschikking voorafgaande boekjaar geïnde of voor verdeling beschikbare vergoedingen.
2. Het College van Toezicht legt geen boete op indien de collectieve beheersorganisatie aan wie de overtreding kan worden toegerekend aannemelijk maakt dat haar van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.
3. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete houdt het College van Toezicht rekening met de ernst en de duur van de overtreding. Bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een boete drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan. Bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een boete een jaar na de dag waarop de overtreding is begaan.
4. Het College van Toezicht draagt de opbrengst van de bestuurlijke boeten af aan Onze Minister. De afgedragen opbrengst dient ter aanwending voor door Onze Minister te bepalen doeleinden van auteursrechtbeleid in brede zin.

Artikel 19

1. Het College van Toezicht kan een last onder dwangsom opleggen wegens niet-naleving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, of overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Aan een last kunnen voorschriften worden verbonden betreffende de in artikel 2, tweede lid, aan een collectieve beheersorganisatie gestelde eisen.
3. Een last geldt voor een door het College van Toezicht te bepalen termijn van ten hoogste twee jaren.
4. Een boete, als bedoeld in artikel 18, en een last onder dwangsom kunnen samen worden opgelegd.

Artikel 22

1. Onze Minister kan een geschillencommissie aanwijzen voor de beslechting van geschillen tussen collectieve beheersorganisaties en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen, met uitzondering van geschillen over de hoogte van de in de artikelen 15c, 16c en 16h van de Auteurswet bedoelde vergoedingen.
2. Bij de aanwijzing kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de samenstelling, inrichting, procedures, bekostiging, werkwijze van en toezicht op de geschillencommissie.

Lees hier meer.