5.2 - Overdraagbaarheid IE-rechten?

Print this page

“Andere rechten”. Voor de overdraagbaarheid van intellectuele eigendomsrechten dient gekeken te worden naar artikel 3:83(3) BW. Dat artikel bepaalt dat alle andere rechten – ofwel rechten die géén eigendomsrecht, beperkt recht of vorderingsrecht zijn – slechts overdraagbaar zijn wanneer de wet dit bepaalt.

Nieuw recht. Artikel 3:83(3) BW brak in 1992 met het oude recht dat als regel kende dat alle vermogensrechten overdraagbaar waren, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet.

Zie daarover: Meijers, 1948, p. 86; “[...] wanneer als kenmerk van het subjectieve recht wordt aangenomen een bijzondere door het recht iemand toegekende bevoegdheid, die hem verleend wordt om zijn belang te dienen. Het normale type van een subjectief recht is dan verder het subjectieve vermogensrecht, hetwelk door de rechthebbende overgedragen en door schuldeisers uitgewonnen kan worden; [....]”; Asser-Beekhuis, 1957, p. 157 en 1985, 3-1, nr. 5 en nr. 276; J.C. van Oven, Preadvies broederschap der candidaat-notarissen, 1953, p. 24. Van der Steur, 2003, p. 63.
Zie ook: IEPT20081029, Rb Amsterdam, Boltini: rechtsgeldige overdracht van de rechten op de naam van voormalig circusdirecteur Boltini (naam met een verzilverbare populariteit) in aktes van overdracht van 1986 en 1988 omdat voor 1992 de regel gold dat alle vermogensrechten overdraagbaar waren, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzette.

Onderbouwing. Vreemd genoeg ontbrak iedere onderbouwing voor deze met het nieuwe burgerlijke recht geïntroduceerde koerswijziging. Dat is met name bevreemdend wanneer men zich realiseert dat dit oude recht kennelijk naar tevredenheid heeft gefunctioneerd en ook geen aanleiding gaf is voor problemen in de rechtspraak. Los daarvan valt ook niet goed in te zien waarom voor andere rechten dan eigendom, beperkte rechten of vorderingsrechten steeds een wettelijke bepaling vereist zou moeten zijn voor overdraagbaarheid. Welk belang daarmee gediend wordt is niet duidelijk. De enige reden dat we artikel 3:83(3) BW hebben, lijkt te zijn dat Meijers het in zijn eerste Ontwerp heeft opgenomen, zij het zonder enige toelichting. Wellicht ging hij er vanuit dat hij de overdraagbaarheid van ‘andere rechten’ in het door hem voorziene Boek 9 – over ‘voortbrengselen van de geest’ – zou ondervangen.

Nadelen. De nadelen van het regime zijn echter evident. Voordeel van de oude regel was dat het de voor de ontwikkeling van het recht vereiste flexibiliteit gaf, die nodig is om op de economische en technologische ontwikkelingen te kunnen inspelen. Het ontstaan van nieuwe rechten en nieuwe economische realiteiten kan zo binnen het juridische kader worden geaccommodeerd, zonder afhankelijk te zijn van het in actie komen van de wetgever. Die manoeuvreerruimte is voor het recht een ‘must’ in een tijd waarin internet en de kenniseconomie veel bestaande economische en juridische conventies onder vuur nemen. De regel van artikel 3:83(3) BW is dan ook al veelvuldig bekritiseerd. Voor een nadere analyse van de problemen die dit regime voor de praktijk oplevert en een pleidooi voor terugkeer naar de regel zoals die gold onder het oude BW verwijs ik naar mijn eerdere publicaties.

Zie over artikel 3:83(3) BW: Van Engelen, NJB 1991, p. 431; Quaedvlieg in: Onderneming en nieuw burgerlijk recht, Tjeenk Willink, Zwolle, 1991, p. 485; Grosheide/Hartkamp, AMI 1991, p. 211; Snijders, AA 1991, p. 1088; Van Nispen, BIE 1992, p. 284; Gielen/Wichers Hoeth, 1992, nr. 765; Van Engelen, 1994, p. 325; Gielen, 1999, p. 7; Van Engelen, NJB 2001, p. 339 en Van Engelen, Kluwer, 2003; Keur, 2016, p. 50. Regeringscommissaris Brinkhof sloot zich in zijn Tussenbalans van 1997 ook bij deze kritiek aan (BIE 1997, p. 282).

 

5.2.1 - Ongeschreven IE- rechten

 

5.2.2 - Wettelijke IE-rechten

 

5.2.3 - ‘Aard van het recht’ geen beperkende factor overdraagbaarheid

 

5.2.4 - Toepasselijk recht

 

5.2.5 - Implicaties artikel 3:83(3) BW voor IE-rechten