Inleiding

Print this page

Goederenrechtelijke aspecten IE. De vermogensrechtelijke en goederenrechtelijke positie van intellectuele eigendomsrechten is traditioneel een stiefmoederlijk bedeeld onderwerp in de juridische literatuur (Grosheide, 2011). Er was alle reden voor deze geringe aandacht, omdat intellectuele eigendommen van oudsher voornamelijk gebruikt werden als wapen in de concurrentiestrijd. Het kunnen blokkeren van concurrenten met een exclusief recht was (en is) het primaire doel van de meeste rechthebbenden. Wat beschermd kan worden en hoe ver die bescherming reikt zijn dan de aandachtspunten. Vermogensrechtelijke vragen als van wie is dat recht, is het overdraagbaar en wat is de positie van een licentienemer bij een faillissement van de licentiegever spelen dan een minder prominente rol.

Informatietijdperk. De opkomst van het Informatietijdperk en de Kenniseconomie betekenen echter ook dat de rol van intellectuele eigendomsrechten verandert. Zo is er een toenemend besef dat de waarde van intellectuele eigendommen niet alleen gelegen is in de mogelijkheid om concurrenten te kunnen blokkeren. De potentiële waarde van deze eigendommen kan in veel gevallen beter gerealiseerd worden wanneer ze aan anderen ter beschikking worden gesteld. In dit verband is het begrip ‘Intellectueel Kapitaal’ aan het vocabulaire toegevoegd. ‘Intellectueel Kapitaal’ staat voor alle immateriële activa van een onderneming, zoals (a) de intellectuele eigendommen, maar ook (b) de feitelijke kennis en ervaring van werknemers en (c) het relatienetwerk van een onderneming. Door dit Intellectuele Kapitaal doelgericht te  managen en als zelfstandige bron van inkomsten aan te merken zijn sommige ondernemingen zeer succesvol geweest. Meer en meer ondernemingen zijn zodoende ook afhankelijk van door derden aan hen verstrekte rechten op immateriële activa. Daarmee is sprake van een toenemende aandacht voor de mogelijkheden en onmogelijkheden van het feitelijk delen van kennis met derden door middel van een juridische overdracht of een feitelijke overdracht door licentieverlening. Evenzeer groeit de behoefte aan duidelijkheid over het standhouden van de gehanteerde juridische constructies in geval van faillissement van de licentiegever of de licentienemer, in het bijzonder waar het de verstrekte zekerheidsrechten op intellectuele eigendomsrechten betreft. De vraag wie de rechthebbende is en hoe men juridisch controle houdt of kan verkrijgen over feitelijk overgedragen immateriële activa wint bij die ontwikkeling aan betekenis.

Waarde IE-activa. Een ander gevolg van de opkomst van het Informatietijdperk en de Kenniseconomie is dat de waarde van veel ondernemingen minder dan voorheen gelegen is in fabrieken, machines of kantoorgebouwen. Vaak zeggen die activa weinig tot niets over de waarde van een moderne onderneming, zoals Microsoft, Disney of Intel. De waarde van meer en meer bedrijven vindt zijn basis in immateriële activa, zoals technologie- en merkenportefeuilles. De waarde van die immateriële activa dient dan te kunnen bepalen wat de financieringsruimte van een onderneming is, zoals die waarde nu ook al (mede)bepaalt hoe hoog de overnameprijs van een onderneming dient te zijn. Dat betekent dat die immateriële activa niet alleen economisch maar ook juridisch ‘geactiveerd’ moeten kunnen worden binnen het arsenaal aan mogelijke constructies dat kredietverschaffers, investeerders en partijen bij een overname kunnen gebruiken. Het juridisch arsenaal dat partijen hiervoor ter beschikking staat is echter aanzienlijk beperkter en minder uitgekristalliseerd dan wat partijen bij het benutten van klassieke, materiële activa ter beschikking staat. Dat leidt uiteraard tot een ongewenst nadelig effect op de financierings- en ontwikkelingsmogelijkheden voor ondernemingen met substantiële immateriële activa.

Diverse regelgeving. Geconstateerd moet worden dat sprake is van een bonte schakering van vermogensrechtelijke regelingen voor de verschillende intellectuele eigendomsrechten in de diverse intellectuele eigendomswetten. Die lappendeken krijgt een nog bontere aanblik doordat ook op dit punt meer en meer regelingen niet meer op nationaal niveau ontstaan. Verordeningen en richtlijnen van de Europese Unie en internationale verdragen, zoals TRIPs, spelen ook bij vermogensrechtelijke aspecten een steeds grotere rol. Dit alles leidt er toe dat de vermogensrechtelijke aspecten van verschillende intellectuele eigendomsrechten niet op elkaar zijn afgestemd en dat men zich van geval tot geval een weg moet banen door het woud van toepasselijke bepalingen. Bovendien heeft de intellectuele eigendom zich niet te zeer bekommerd om de aansluiting bij het met de totstandkoming van het Nieuw BW grondig vernieuwde burgerlijk recht.

Transactiekosten. Dit alles leidt er toe dat de waarde van intellectuele eigendomsrechten niet optimaal kan worden benut bij transacties omdat er manco’s kleven aan het juridisch instrumentarium dat men kan benutten. Als partijen zich desondanks aan een dergelijk avontuur wagen wordt zij er vervolgens mee geconfronteerd dat de transactiekosten substantieel hoger uitvallen dan bij een ‘klassieke’ transactie en zij bovendien een verhoogd risico van juridische uitglijers lopen. Uiteraard een weinig aanlokkelijk perspectief.

Inventarisatie. Dit werk beoogt – in het voetspoor van de verkennende studies en de Tussenbalans die regeringscommissaris Brinkhof bij zijn terugtreden in 1997 publiceerde – de vermogensrechtelijke aspecten van intellectuele eigendomsrechten en de daaraan klevende ‘voetangels en klemmen’ in kaart te brengen. Het doel is tweeledig. Enerzijds een handboek waarmee de rechtspraktijk uit de voeten kan. Anderzijds ook in kaart brengen welke vermogensrechtelijke aspecten ondervangen en geharmoniseerd zouden dienen te worden in een eventueel Boek 9 BW. Hoewel Minister van Justitie Sorgdrager destijds het pleidooi van Brinkhof voor voortzetting van het ‘Boek 9 BW-project’ onderschreef, ziet het er naar uit dat dit alles vooralsnog bij goede voornemens blijft.

Brief Minister van Justitie aan de Tweede Kamer d.d. 15 april 1997, Kamerstuk 25000-VI, nr. 44, 1996-1997, vergezeld van een Tussenbalans, BIE 1997, p. 279. Bij de behandeling van het wetsvoorstel voor Boek 10 BW gaf Minister van Justitie Hirsch Ballin in 2010 overigens aan dat Boek 9 BW nog steeds in de planning zit. Zie: Handelingen Tweede Kamer, 2010-2011, nr. 3.

Europese dimensie. Wanneer we spreken over een mogelijk Boek 9 BW is het uiteraard een juiste constatering dat dit onderwerp eigenlijk op Europees niveau geregeld dient te worden. Het lijkt echter niet reëel te verwachten dat dit op afzienbare termijn opgepakt – en laat staan gerealiseerd –  zal worden. Tegen die achtergrond is het alleszins praktisch om het onderwerp in ieder geval naar Nederlands recht verder uit te diepen en op de kaart te zetten. Dat verhoogt bovendien de mogelijkheid dat het Nederlandse recht wellicht nog een sturende rol bij nadere Europese ontwikkelingen kan spelen in plaats van alleen maar speelbal van internationale krachten te worden.

Nederlands recht. Ik beperk mij hier om praktische redenen tot de mogelijkheden naar Nederlands recht zonder uitgebreid stil te staan bij de problematiek die veroorzaakt wordt doordat intellectuele eigendommen zich naar hun aard weinig aan landsgrenzen gelegen laten liggen. Het nationale intellectueel eigendomsrecht doet dat echter, zeker wanneer het om vermogensrechtelijke vragen gaat, nog wel. De vermogensrechtelijke problemen die daardoor ontstaan en door het internationaal privaatrecht moeten worden opgelost, worden hier slechts summier aangestipt.