Handhaving IE-rechten aangenomen

Print this page

Hof

 

IEPT20231003, Hof Den Haag, HBM
Proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv in nietigheidsprocedure. Het instellen van de nietigheidsvorderingen door [de B.V.] kan daarom worden aangemerkt als een vooruitgeschoven verweer tegen dreigende rechtshandhaving, dat valt onder het toepassingsbereik van art. 1019h Rv.

 

IEPT20210622, Hof Den Haag, EBB v Samsung

Proceskosten artikel 1019h Rv: geen sprake van een “spontane” nietigheidsprocedure maar van een vooruitgeschoven verweer tegen dreigende handhaving.

 

IEPT20200406, Hof Arnhem-Leeuwarden, Merk Fryslan

Hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover dat zag op de indexering van de zaak als zeer eenvoudig en niet bewerkelijk in de zin van de regeling Indicatietarieven IE. Het hof beschouwt de zaak als een eenvoudige zaak in de van de regeling Indicatietarieven IE: een op zichzelf overzichtelijke claim heeft geleid tot een hoog oplopend conflict en een uitgebreide discussie, waarin diverse juridische verweren zijn gevoerd. Merk Fryslân worden veroordeeld tot betaling van die kosten ten bedrage van € 4.526,55.

 

Rechtbanken

 

IEPT20190628, Hof Arnhem-Leeuwarden, Torenstad

Hof vernietigt deels vonnis rechtbank. Vonnis rechtbank met betrekking tot vermeende inbreuk op concept eiser “Verzilverd Wonen” houdt stand: concepten verschillen voldoende van elkaar om inbreuk vast te stellen en geen sprake van schending geheimhoudingsverplichting. Afwijzing vordering op redelijke en evenredige proceskosten ex artikel 1019h Rv vernietigd: betrof wel degelijk handhaving van ie-recht. Vordering eiser betreft een gemengde grondslag, schending van geheimhoudingsverplichting en van een auteursrecht: 50% van de kosten voor iedere grondslag.

 

IEPT20190516, Rb Rotterdam, Visions

€ 262,50 schadevergoeding voor plaatsen foto van groene kamerplant in witte pot zonder toestemming en naamsvermelding op website: € 175 gebaseerd op voorstel Permission Machine, niet uitgegaan van tarieven Stichting Foto Anoniem, nu foto’s tegen lager tarief gekocht kunnen worden en verhoging met factor 0,5 voor vaststelling schade en aansprakelijkheid. Proceskosten volgens Indicatietarieven IE-zaken: eenvoudige inbreukkwestie met beperkt feitencomplex zonder uitgebreid inhoudelijk verweer.

 

IEPT20190206, Rb Zeeland-West-Brabant, Kwantum

Inbreuk auteurs- en persoonlijkheidsrecht door in  winkels, fysieke folders en online aanbieden van ontwerp van kerstkaart  van eiseres: Kwantum erkent schending auteursrecht en wijziging van het formaat van de kerstkaart in een A4-formaat tekstbord en kleurwijziging leidt tot schending persoonlijkheidsrecht. Geen belang bij vordering tot onthouden van inbreuken en gestaakt houden van inbreuk: gelet op door Kwantum opgestelde onthoudingsverklaring en onvoldoende onderbouwd dat na de verklaring verkoop tekstborden niet is gestaakt. € 270,00 aan schadevergoeding: schatting van 300 gederfde verkopen vermenigvuldigt met uitgangspunt van € 0,90 per ontwerp. € 3500,00 aan morele schade: eiseres ontwerpt exclusieve producten voor (kleinere) speciaalzaken, door inbreuk Kwantum is werk op grote schaal aangeboden in context die haaks op marktsegment eiseres staat. Kwantum veroordeelt in de proceskosten volgens indicatietarief in IE-zaken: € 6.599,47:  eenvoudige zaak tot uitgangspunt genomen omdat het debat zeer beperkt is geweest.

 

IEPT20180411, Rb Den Haag, Acteon v Dürr Dental

Nederlandse deel EP 371 vernietigd. Dürr Dental heeft in CvA heeft aangegeven Nederlandse deel EP 371 niet te willen verdedigen. Dürr Dental als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten nu betoog dat deze nodeloos zijn veroorzaakt wordt verworpen. Acteon hoefde er niet vanuit te gaan dat van een aan de dagvaarding voorafgaande sommatie enig nut kon worden verwacht. Omstandigheid dat Acteon na uitbrengen dagvaarding niet wilde meewerken aan intrekking octrooi maakt dit niet anders nu Dürr Dental niet bereid was gemaakte kosten te vergoeden. Tot en met dagvaarding gemaakte kosten (ruim € 60.000) vallen onder bereik artikel 1019h Rv. Artikel 1019h Rv alleen van toepassing op nietigheidsprocedure als sprake is van vooruitgeschoven niet-inbreukverweer. Hiervan is sprake nu voldoende concrete dreiging was van handhaving in Nederland.

 

IEPT20180404, Rb Den Haag, Vita v Ivoclar

Octrooihouder is “in ongelijk gestelde partij” in nietigheidsprocedure, waarin zij afstand heeft gedaan van Nederlandse deel van octrooi vóór eerste rolzitting. Met afstand in feite erkend dat Vita gelijk aan haar zijde heeft.  Vita had op moment van dagvaarden belang bij nietigheidsvordering en daarmee gepaarde werkzaamheden waren al verricht. Op dag voordat Vita zaak moest aanbrengen was afstand Ivoclar van octrooi haar nog niet bekend. Artikel 1019h Rv toepasselijk door vooruitgeschoven niet-inbreukverweer. Ivoclar heeft aangegeven rechten in “any country that we deem appropriate” te handhaven. Met Vita is de rechtbank van oordeel dat gelet op de navolgende omstandigheden in onderling verband beschouwd, gesproken kan worden van een voldoende concrete dreiging van inbreuk. Die dreiging volgt zelfstandig uit de (overigens niet in het geding gebrachte) sommatie aan de Duitse advocaat van Vita, waarin volgens Vita staat dat ‘Due to Vita’s unwillingness to accept the licence terms we proposed, and its ongoing infringements of Ivoclar’s patents, we have decided to immediately begin asserting our legal rights against Vita in any country that we deem appropriate’. Het andersluidende betoog van Ivoclar dat zij nooit op enige manier heeft gedreigd het Nederlandse deel van het octrooi jegens Vita te handhaven, wordt gelet daarop verworpen. Daar komt bij dat Vita terecht heeft gesteld dat de aanhangig gemaakte nietigheidsprocedure rechtstreeks samenhangt met Ivoclar’s beslissing het Duitse deel van EP 960 te handhaven tegen Vita in Duitsland en de aangehaalde dreiging van inbreukprocedures in overige landen waar Vita’s product op de markt is. Onbestreden is dat het door Ivoclar voor de Duitse rechter aangevallen product, ook in Nederland op de markt is. Zo beschouwd kan de nietigheidsactie als een vooruitgeschoven niet-inbreuk verweer worden beschouwd.