Artikel 1

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie geldt gedurende het leven van de auteur en tot 70 jaar na zijn dood, ongeacht op welk tijdstip het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt.

 

2. In geval van een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk wordt de in lid 1 vastgestelde termijn berekend vanaf de dag van overlijden van de langstlevende auteur.

 

3. Voor anonieme of pseudonieme werken bedraagt de beschermingstermijn 70 jaar vanaf het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt. Indien evenwel de door de auteur aangenomen schuilnaam geen enkele twijfel aan zijn identiteit laat of de auteur zijn identiteit tijdens de in de eerste zin aangegeven termijn openbaart, geldt de in lid 1 vastgestelde termijn.

 

4. Indien een lidstaat voorziet in bijzondere bepalingen betreffende het auteursrecht op collectieve werken of bepaalt dat een rechtspersoon als rechthebbende aangewezen moet worden, wordt de beschermingstermijn overeenkomstig lid 3 berekend, tenzij de natuurlijke personen die het werk als zodanig hebben gecreëerd, als auteur worden geïdentificeerd in de versies van het werk die voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt. Dit lid laat onverlet de rechten van geïdentificeerde auteurs wier identificeerbare bijdragen in dat werk zijn opgenomen; lid 1 of lid 2 is op die bijdragen van toepassing.

 

5. Voor werken die in verschillende banden, delen, nummers of afleveringen gepubliceerd zijn en waarvoor de beschermingstermijn ingaat op het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt, loopt de beschermingstermijn voor elk onderdeel afzonderlijk.

 

6. Voor werken waarvan de beschermingstermijn niet berekend is vanaf de dood van de auteur of auteurs en die niet binnen 70 jaar na hun totstandkoming op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, vervalt de bescherming.