HR: Geen parodie met "vrijwel exacte nabootsing" Suske en Wiske in De Keizerkraker en De Glunderende Gluurder (1984)
08-11-2024 Print this pageStripfiguren zijn auteursrechtelijk beschermde werken: dat elk van evengenoemde, in de stripverhalen van Vandersteen optredende personages in de visuele uitbeelding ervan moeten worden aangemerkt als een werk in de zijn van de Auteurswet 1912: dat - anders dam onderdeel 1 van het middel betoogt de genoemde personages in hun visuele uitbeelding te dezen niet mede worden bepaald door wat de stripfiguren van Vandersteen in diens stripverhalen zeggen, noch door 'de aard van de avonturen welke zij in die stripverhalen beleven en de aard van de situatie waarin zij in die stripverhalen in woord en beeld worden uitgebeeld'. Vergaande mate van nabootsing geoorloofd bij parodie, voor zover noodzakelijk voor parodiërend karakter; dat on een parodie zelfs een vergaande mate van nabootsing van het geparodieerde werk geoorloofd is indien en voor zover die nabootsing noodzakelijk is om het dat werk herkenbaar, en daarmede het perodierend karakter van het eigen werk verduidelijk te maken. Dat het Hof dat verweer niettemin heeft verworpen is omdat het feitelijk van oordeel was dat in dit geval de in zijn r.o. 8 en 9 nader omschreven 'vrijwel exacte nabootsing' van de 'karakteristieke verschijningsvorm' van voornoemde stripfiguren van Vandersteen 'veel verder' gaat dan ter wille van vorenomschreven doel nodig was.
AUTEURSRECHT
In dit kort geding draait het om de vraag of de eiser door het verspreiden van de stripverhalen *De Keizerkraker* en *De Glunderende Gluurder*, waarin personages voorkomen die lijken op figuren uit de *Suske en Wiske* strips van verweerder, inbreuk maakt op het auteursrecht van de verweerder. Het Hof oordeelt dat de tekeningen van deze personages - Suske, Wiske, Lambiek, Tante Sidonia en Jerom - als afzonderlijke werken worden beschouwd onder de Auteurswet en dus beschermd zijn.
De eiser voerde aan dat de betreffende strips parodieën zijn en dat de gelijkenis noodzakelijk is voor herkenbaarheid. Het Hof erkende dat een bepaalde mate van nabootsing is toegestaan voor parodieën, maar vond dat de nabootsing in deze zaak verder ging dan noodzakelijk was. De gelijkenis was te exact en niet uitsluitend gericht op herkenbaarheid voor parodische doeleinden.
Klachten van de eiser tegen het oordeel van het Hof werden door de Hoge Raad verworpen. Het Hof had naar het oordeel van de Hoge Raad terecht geoordeeld dat de nabootsing te ver ging en meer maatregelen had kunnen worden genomen om de parodie minder nauwgezet te laten lijken op de originele personages.
IEPT19840413, HR, Suske & Wiske
Conclusie AG: ECLI:NL:PHR:1984:AG4791