UITVOEREND KUNSTENAARS - IPR
Strekking WNR
De WNR strekt tot uitwerking van het Verdrag van Rome en de Overeenkomst van Geneve
Grief 1 komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat de Wnr in het bijzonder strekt tot uitwerking van het Verdrag van Rome en daarbij ook beoogt uitvoering te geven aan de Overeenkomst van Geneve. De grief faalt. De rechtbank heeft bij de bestreden overweging kennelijk - naar het oordeel van hof terecht - het oog gehad op de relevante passage in de Memorie van Toelichting
Amerikaanse uitvoerende kunstenaars
de wetgever heeft aan Amerikaanse uitvoerende kunstenaars in beginsel geen aanspraak gegeven op een thuiskopievergoeding audio op dezelfde basis als toegekend aan onderdanen van Rome-landen.
De rechtbank heeft bij de uitleg van art. 32, lid 1 sub c Wnr terecht aansluiting gezocht bij de tekst van art. 4 van het Verdrag van Rome, waaraan de criteria zijn ontleend waaraan moet worden voldaan om voor bescherming op grond van de Wnr in aanmerking te komen. (...). Nu de Verenigde Staten geen partij zijn bij het Verdrag van Rome moet het ervoor worden gehouden dat de wetgever aan Amerikaanse uitvoerende kunstenaars in beginsel geen aanspraak heeft gegeven op een thuiskopievergoeding audio op dezelfde basis als toegekend aan onderdanen van Rome-landen. In de parlementaire geschiedenis van de Wnr is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de opvatting dat de wetgever dat uitgangspunt heeft willen verlaten bij het formuleren van art. 32, lid 1 sub c Wnr. De in de memorie van antwoord gegeven nadere uitleg over de reikwijdte van de bescherming van (toen nog) art. 31 Wnr vormt juist een aanwijzing voor het tegendeel
Geen bescherming Amerikaanse uitvoerend kunstenaars in Nederland op basis van wederkerigheid bij gebreke van volwaardige thuiskopieregeling in VS
Niettemin is denkbaar dat Amerikaanse uitvoerende kunstenaars aanspraak hebben op een thuiskopievergoeding indien zou komen vast te staan dat ook de Verenigde Staten (ten behoeve van Amerikaanse en Nederlandse uitvoerende artiesten) een voldoende volwaardige thuiskopieregeling kennen. (...).Er bestaat al met al onvoldoende grond om te concluderen dat aan de hiervoor genoemde voorwaarde van een voldoende volwaardige thuiskopieregeling in de Verenigde Staten is voldaan.
Live-uitvoeringen - artikel 32(1)(d) WNR
art. 32 lid 1 sub d Wnr moet aldus moet worden uitgelegd dat uitsluitend uitvoerende kunstenaars van live-audio-uitvoeringen (die dus rechtstreeks door een omroep worden uitgezonden) recht hebben op de thuiskopievergoeding video
Bij de beantwoording van de vraag of art. 32 lid 1 sub d Wnr aldus moet worden uitgelegd dat uitsluitend uitvoerende kunstenaars van live-audio-uitvoeringen (die dus rechtstreeks door een omroep worden uitgezonden) recht hebben op de thuiskopievergoeding video, zoals Norma bepleit en Thuiskopie en Irda bestrijden, heeft de rechtbank terecht aansluiting gezocht bij de tekst van art. 4 sub c van het Verdrag van Rome, waarop eerstgenoemd artikel is gebaseerd. In de toelichting op grief 9 is onbestreden gebleven het oordeel van de rechtbank dat art. 4 sub c van het Verdrag van Rome van oudsher geacht wordt uitsluitend betrekking te hebben op audio-uitvoeringen die rechtstreeks worden uitgezonden (rechtsoverweging 4 .8). Dit strekt het hof tot uitgangspunt. Thuiskopie heeft weliswaar het gelijk aan haar zijde bij haar betoog dat de Nederlandse wetgever er bewust voor gekozen heeft het toepassingsbereik van de Wnr te verruimen ten opzichte van het Verdrag van Rome, maar anders dan Thuiskopie aanvoert levert het feit dat art. 19 van het Verdrag van Rome niet is overgenomen in de Wnr een onvoldoende aanknopingspunt op voor de conclusie dat de wetgever heeft beoogd het toepassingsbereik van art. 32, lid 1 sub d te verruimen ten opzichte van art. 4 sub c van het Verdrag van Rome in de zin zoals Thuiskopie bepleit. Ook de verwijzing naar art. 4 Wnr kan Thuiskopie niet baten. Dat de rechten van de uitvoerend filmacteur juist afzonderlijk van de Wnr worden geregeld en zijn ondergebracht in de Auteurswet (artt. 4Sa tot en met 45 g Aw) vormt veeleer een aanwijzing dat (audio)visuele weergaven niet vallen onder de bescherming van art. 32, lid 1 sub d Wnr.
WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen
Artikelen 7 en 11 WPPT en drie-stappen-toets van artikel 16(2) richten zich tot wetgevers en hebben geen rechtstreekse werking
Met grief 11 betoogt Thuiskopie ten slotte dat het ontzeggen van aanspraken van uitvoerend kunstenaars uit niet Rome landen op thuiskopiegelden in strijd is met het bepaalde in het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (hierna: WPPT) - de artikelen 7 en 11 -, en in het bijzonder met de zogeheten driestap-pentoets die óók bij naburige rechten moet worden aangelegd (art. 16, lid 2). De grief heeft geen succes. Een beroep op genoemde bepalingen mist doel nu Nederland het WPPT (nog) niet heeft geratificeerd. Anders dan Thuiskopie kennelijk meent zou zij zich ook na ratificatie niet rechtstreeks kunnen beroepen op de door haar aangehaalde Verdragsrechtelijke bepalingen, die zich immers tot de wetgever(s) richten.
PROCESRECHT
Ontvankelijkheid
Thuiskopie heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij als de rechtspersoon die met uitsluiting van anderen is belast met de inning en verdeling van de thuiskopievergoeding belang heeft bij de beantwoording van de vraag of zij ook ten behoeve van buitenlandse - met name; Amerikaanse - uitvoerende kunstenaars de vergoeding kan innen en verdelen.
Daarbij komt dat zij bij die vaststelling mede belang heeft met het oog op mogelijke claims van (buitenlandse) belangenorganisaties van uitvoerende kunstenaars, zoals bij gelegenheid van de pleidooien naar voren is gebracht.