IEPT20071031, Rb Almelo, Jansen & Tilanus

15-11-2007 Print this page
IEPT20071031, Rb Almelo, Jansen & Tilanus

MERKENRECHT

 

Geen algemeen bekend merk
Jansen en Tilanus geen algemeen bekend merk in de zin van artikel 6 van Unieverdrag van Parijs

Artikel 6 bis UvP ziet op de bescherming van algemeen bekende merken. Het gaat daarbij om merken die bekend zijn bij de overgrote meerderheid van het publiek, zowel consumenten als niet consumenten. Bekendheid op het niveau van de relevante branche of geïnteresseerde kringen is onvoldoende.  De bekendheid moet bestaan op het moment waarop het merkdepot waartegen geageerd wordt, werd verricht. (....). Het feit dat er op Wikipedia een artikel over het merk JANSEN & TILANUS is te vinden en het feit dat een Nederlandse artiest in 2006 in een column naar dat merk heeft verwezen, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om aan te nemen dat dat merk een merk is dat bij de overgrote meerderheid van het publiek bekend is. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat Louis Davids (Simon David) een artiest was van vóór de Tweede Wereldoorlog, zodat niet valt in te zien dat het feit dat hij in één van zijn liedjes heeft verwezen naar het merk JANSEN & TILANUS kan dienen als onderbouwing voor het feit dat dat merk in 2005 een merk van algemene bekendheid was.

 

Belanghebbende inroepen verval
Voornemen tot gebruik voldoende voor belang bij inroepen verval

De rechtbank zal er derhalve vanuit gaan dat tussen partijen vaststaat dat [X] het merk zelf wil gaan gebruiken. Als belanghebbende in de zin van dat artikel 2.27 BVIE dient, in beginsel, in ieder geval te worden aangemerkt degene die het niet-gebruikte merk zelf wil gaan gebruiken.  Niet vereist is dat degene die de vervallenverklaring van een niet-gebruikt merk inroept zelf over een geldige gelijkluidende merkinschrijving beschikt. De stelling van Ten Cate B.V. dat [X] op grond van het feit dat hij de inschrijving van het woordmerk JANSEN & TILANUS niet heeft doorgezet geen belanghebbende is in de zin van artikel 2.27 BVIE, dient gelet op het vorenoverwogene, te worden verworpen.

 

SAMENLOOP AUTEURSRECHT EN MERKENRECHT

 

Auteursrecht wijkt voor merkenrecht
de vervallenverklaring van merkrecht brengt met zich dat een derde zich niet tegen een nieuwe houder van dat merk op zijn auteursrecht op dat woord- of beeldmerk kan beroepen.
Het gaat Ten Cate BV. derhalve om het behoud van het woord- en beeldmerk JANSEN & TILANUS. Dat is echter geen belang dat het auteursrecht beoogt te beschermen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Ten Cate BV. niet met een beroep op het auteursrecht de rechten die [X] aan het merkenrecht kan ontlenen kan doorkruisen. Een ander oordeel zou er overigens in de praktijk, in strijd met de bedoeling van artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE  (voorheen artikel 5 lid 2 sub a BMW), veelal toe leiden dat een belanghebbende eerst na een periode van 70 jaar na het overlijden van de maker van het merkteken, dan wel 70 jaar na de eerste openbaarmaking van het merkteken, het verval van het merkenrecht op grond van het bepaalde in de artikelen 2.27 lid 1 BVIE juncto artikel 2.26 lid sub a BVIE (voorheen de artikelen artikel14C lid 1juncto 5 lid 2 BMW) zou kunnen inroepen.  Uit de jurisprudentie blijkt immers, zoals door Ten Cate B.V. terecht is aangevoerd, dat de lat voor het vestigen van auteursrecht op een werk laag ligt, zodat van een woordmerk, en in nog sterkere mate van een beeldmerk, al snel moet worden aangenomen dat het een werk is dat auteursrechtelijke bescherming geniet. Aldus zouden de artikelen 2.26 lid 2 sub a en 2.27 lid 1 BVIE een dode letter worden. (...).Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, aangenomen moet worden dat de vervallenverklaring van het recht op een merk op grond van het bepaalde in artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE (voorheen artikel 5 lid 2 sub a BMW) met zich meebrengt dat een derde, die bezitter is van het auteursrecht van het woord- of beeldmerk van dat merk, zich niet tegen een nieuwe houder van dat merk op zijn auteursrecht op dat woord- of beeldmerk kan beroepen. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Hoge Raad van 20 maart 1992; BIE 1993,39 (Laservloerplan). In die uitspraak is aangenomen dat de verkoop van een woord- en beeldmerk door de ontwerper van dat merk aan de opdrachtgever, met zich meebracht dat de ontwerper daarmee tevens zijn uit het auteursrecht voortvloeiende rechten op dat merk niet meer kon uitoefenen. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze uitspraak analoog worden toegepast op de situatie waarin het recht op een merk door non usus is komen te vervallen.


ONRECHTMATIGE DAAD

 

Geen onrechtmatige toeeigening goodwill
het enkele feit dat [X] met de uitoefening van de rechten die hem door het BVIE geboden worden wellicht de goodwill of merkbekendheid van het merk JANSEN & TILANUS zou verkrijgen, niet met zich meebrengt dat hij daardoor ten opzichte van Ten Cate B.V. onrechtmatig.
Als derden gebruik maken van de mogelijkheid die hen in de artikelen 2.27 lid 1 en 26 lid 2 sub a BVIE wordt geboden en een merk vervolgens zelf gaan gebruiken, dan impliceert dat altijd dat die derden profiteren van de eventuele goodwill of merkbekendheid van dat merk. Dit gevolg vloeit derhalve rechtstreeks voort uit de vorengenoemde verdragsbepalingen. Dat moeten de opstellers van die bepalingen zich hebben gerealiseerd en dat is kennelijk geen reden geweest om het BVIE op dit punt anders te redigeren. Voorts heeft Ten Cate B.V. het aan haarzelf te wijten dat de door haar gestelde aan het merk JANSEN & TILANUS gekoppelde goodwill voor haar verloren is gegaan. Zij heeft immers, zonder geldige reden, het merk gedurende lange tijd niet gebruikt. Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het enkele feit dat [X] met de uitoefening van de rechten die hem door het BVIE geboden worden wellicht de goodwill of merkbekendheid van het merk JANSEN & TILANUS zou verkrijgen, niet met zich meebrengt dat hij daardoor ten opzichte van Ten Cate B.V. onrechtmatig.  handelt of het depot als een depot te kwader trouw zou moeten worden aangemerkt

 

IEPT20071031, Rb Almelo, Jansen & Tilanus