AUTEURSRECHT
Beschermd format
In het aanvankelijke werk besloten liggende stramien leent zich voor nieuwe maken werken en is voldoende uitgewerkt en voldoet aan de eis dat het een eigen en oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt
Zoals hiervoor in r.o 2.4 aangegeven hebben de onderscheiden Flodderfilms en de afzonderlijke afleveringen van de Flodder Tv-serie bepaalde elementen gemeen. Om te kunnen spreken van een als werk, voor afzonderlijke auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komend format, is niet noodzakelijk dat voorafgaande aan de schepping van de afzonderlijke afleveringen een Format is ontwikkeld en vastgelegd. Ook indien vanuit één werk later werken op basis van de in het aanvankelijke werk besloten liggende stramien nieuwe werken worden gemaakt, kan aan dat stramien, mits het voldoende uitgewerkt is en overigens voldoet aan de eis dat het een eigen en oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, als format auteursrechtelijke bescherming toekomen. Aan die eis voldoet het format, zoals dat kan worden afgeleid uit de in zoverre onweersproken gemeenschappelijke trekken van de onderscheiden Flodderfilms en de afleveringen van de Flodder Tv-serie, weergegeven in r.o. 2.4.
Rechthebbende
Indien A rechten heeft overgedragen, ongeacht aan wie, komt A geen actie toe
Thans dient onderzocht te worden of A zijn rechten op het format heeft overgedragen aan (een) derde(n). Anders dan A stelt is daarbij niet van belang of die overdracht heeft plaatsgevonden aan FFF (hetgeen hij betwist), of aan een andere derde. A heeft immers ter zake de formatrechten jegens Armada alleen dan een actie, indien hem die rechten toekomen. Indien de rechten aan een ander zijn overgedragen, ook al is dat niet de wederpartij van Armada, dan komt A geen actie toe.
Uitleg overdracht
Overdracht rechten op de films en/of tv-serie omvat zonder nadere specificatie niet ook de rechten op de daaraan ten grondslag liggende formats
Anders dan Armada stelt kan aan de overdracht van de rechten op de onderscheiden Flodderfilms en/of de Flodder Tv-serie in zijn algemeenheid niet verbonden worden dat zonder nader specificatie ook de rechten op het aan die werken ten grondslag liggende, als een afzonderlijk werk aan te merken, format mee worden overgedragen. Artikel 2 lid 2 van de Auteurwet 1912 (Aw) bepaalt immers dat de overdracht slechts die bevoegdheden omvat die in de akte zijn vermeld of die uit de aard en de strekking van de titel noodzakelijk voortvloeien. Door Armada zijn geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat uit de titel tot overdracht van auteursrechten op de afzonderlijke Flodderfilms en/of de Flodder Tv-serie noodzakelijk voortvloeit dat ook de formatrechten worden overgedragen. De betreffende werken zijn immers heel wel te exploiteren, zonder dat de verkrijger ook beschikt over de formatrechten. Dat blijkt al uit de omstandigheid dat de rechten voor de afzonderlijke Flodderfilms aan verschillende (rechts)personen blijken te zijn overgedragen.
Latere erkenning overdracht
Een redelijke uitleg van artikel 2 lid 2 Aw brengt met zich mee dat ook een in een latere akte opgenomen erkenning van de overdracht voldoet aan de eisen van dat artikel voor rechtsgeldige overdracht.
In de meeste van de hiervoor in r.o. 2.6 genoemde overeenkomsten worden de formatrechten niet genoemd. In zoverre kunnen die overeenkomsten niet bijdragen aan het bewijs dat de formatrechten door A aan (een) derde(n) zijn overgedragen. Uitzondering vormen de overeenkomst genoemd onder III en de overeenkomst genoemd onder VII. De overeenkomst onder III bepaalt immers dat A verklaart dat "alle rechten van het oorspronkelijke Flodder-concept volledig en onverkort bij de producent berusten". Dat laat geen andere uitleg toe dan dat A daarmee erkent dat de rechten op het format bij "de producent" berusten. Een redelijk uitleg van artikel 2 lid 2 Aw brengt met zich mee dat ook een in een latere akte opgenomen erkenning van de overdracht voldoet aan de eisen van dat artikel voor rechtsgeldige overdracht.
Derdenbescherming ex art. 3:36 BW
Armada mogelijke als derde beschermd indien zij bij het aangaan van de overeenkomst met de curator er op grond van de gedragingen en verklaringen van A vanuit mocht gaan dat de curator kon beschikken over de formatrechten (Red. IEPT: blijft in het midden omdat door A getekende overeenkomst die daar basis voor kan zijn tevens bewijst dat A geen rechthebbende is en A daarmee geen actie in deze zaak tegen Armada toekomt)
Armada heeft subsidiair er een beroep op gedaan dat zij bij het aangaan van de overeenkomst met de curator er op grond van de gedragingen en verklaringen van A vanuit mocht gaan dat de curator kon beschikken over de formatrechten, zodat haar de bescherming van artikel 3:36 van het Burgerlijk wetboek (BW) toekomt.
(...). Om te kunnen slagen zal in de eerste plaats moeten komen vast te staan dat de overeenkomst tussen de curator en Armada ook inderdaad ziet op de formatrechten met betrekking tot de Flodderfilm. (....). Armada zal mitsdien hebben te bewijzen dat de overeenkomst met de curator betrekking had op de overdracht van formatrechten. Indien Armada in dat bewijs slaagt zal zij nog hebben te bewijzen dat zij door verklaringen of gedragingen van A heeft aangenomen dat de curator over de formatrechten kon beschikken. De omstandigheid dat A zich na het faillissement tot de curator heeft gewend om auteurs- en andere rechten uit de boedel te kopen kan niet als zo'n gedraging gelden. Ook niet dat A zich in dat kader niet op het standpunt heeft gesteld dat de formatrechten niet aan de boedel toekwamen. Anders ligt dat met de verklaringen die A heeft afgelegd. Daarvoor komt in aanmerking de verklaring opgenomen in overeenkomst III. Die verklaring behoeft echter in dit kader geen nader onderzoek. Indien Armada immers in het kader van de bewijsopdracht onder 4.6 bewijst dat die overeenkomst tussen A en Zonnedael BV (i.o.) is gesloten, staat daarmee vast dat A de formatrechten heeft overgedragen en komt de meer subsidiaire grondslag niet aan de orde. Dan is er nog de verklaring opgenomen in overeenkomst VII. De echtheid daarvan is niet in geschil. Hij behelst een door A als bestuurder van Almerica ondertekende verklaring, waaraan zou kunnen worden ontleend dat de formatrechten aan Almerica toekwamen. Daaraan kan echter niet worden ontleend dat de rechten aan FFF en daarmee aan de curator toekwamen. Nog daargelaten de vraag of Armada over die overeenkomst beschikte voordat zij de overeenkomst met de curator sloot, zodat zij haar beslissing daarop kon doen steunen, (hetgeen zij niet heeft gesteld) kan aan die verklaring redelijkerwijze niet worden ontleend dat de curator over de formatrechten kon beschikken. Het daarop gestoelde verweer moet dus worden verworpen.