IEPT20080130, Rb Rotterdam, NIIOC

18-03-2008 Print this page
IEPT20080130, Rb Rotterdam, NIIOC

OCTROOIRECHT

 

Tijdstip bereiken uitvinding
Nawerkbaarheid was volgens het Octrooicentrum in ieder geval reeds aanwezig toen [gedaagde sub 1] trypaan blauw toepaste bij capsulorhexis tijdens cataract operaties op honden en katten, eind december 1996.
Bij voormeld vonnis is een deskundigenonderzoek gelast teneinde duidelijkheid te verkrijgen omtrent de vraag wat de kenmerkende elementen van de uitvinding zijn, op welk moment de uitvinding in essentie was bereikt en op welk moment de uitvinding nawerkbaar was. Als deskundige is benoemd het Octrooicentrum Nederland (hierna: het Octrooicentrum). Naar het oordeel van het Octrooicentrum zijn als kenmerkende elementen van de uitvinding, zoals omschreven in de eerste Europese octrooiaanvraag d.d. 8 mei 1998 (hierna: het prioriteitsdocument) en zoals later weergegeven in het Europese octrooi 1075285 (hierna: EO 285), de keuze voor een selectieve groep kleurstoffen, waaronder trypaan blauw, voor het visualiseren van het voorste lenskapsel tijdens een capsulorhexis in cataract operaties en was deze uitvinding in essentie reeds in december 1996 bereikt. Op het moment dat duidelijk was welke handelingen nodig zijn om het bereikte resultaat te bereiken, was de uitvinding in octrooirechtelijke termen 'nawerkbaar'. Die nawerkbaarheid was volgens het Octrooicentrum in ieder geval reeds aanwezig toen [gedaagde sub 1] trypaan blauw toepaste bij capsulorhexis tijdens cataract operaties op honden en katten, eind december 1996.

 

Rechthebbende uitvinding
Gelet op dit oordeel is in rechte vast komen te staan dat de uitvinding is bereikt in december 1996, derhalve vóór de aanstelling van [gedaagde sub 1] als corneafellow bij het [eiseres]/OZR, zodat [gedaagde sub 1] en niet [eiseres] van aanvang af rechthebbende is geweest op de uitvinding.

 

Nietigheid overdracht en royalty wegens dwaling
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 24 november 2004 (m.n. onder 5.6) en bij tussenvonnis van 13 september 2006 onder 2.6 daaraan reeds de consequentie verbonden dat [gedaagde sub 1] een beroep op (wederzijdse) dwaling toekomt en derhalve de verklaring van overdracht en daarmee de royalty afspraken nietig zijn

 

Nietigheid voortbouwende overeenkomst?
Nietigheid royaltyafspraken brengt niet zonder meer nietigheid van daarop voortbouwende exploitatieovereenkomst mee, nu ook een derde partij bij die overeenkomst is
Zoals reeds in voormelde tussenvonnissen is overwogen, brengt de nietigheid van de royalty afspraken tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] niet zonder meer mee dat de daarop voortbouwende exploitatieovereenkomst eenzelfde lot is beschoren, nu daarbij tevens een derde, te weten DORC, is betrokken. Partijen zijn bij tussenvonnis van 24 november 2004 onder 2.10 in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten omtrent de consequenties die de nietigheid van de royaltyafspraken moet hebben voor deze exploitatieovereenkomst. [gedaagde sub 1] c.s. heeft bij conclusie van antwoord na deskundigenbericht de reconventionele vordering tot nietigverklaring beperkt tot de verklaring van overdracht en de royaltyafspraken d.d. 9 maart 1998 en de nadere verdeling daarvan d.d. 27 juni 1998. [gedaagde sub 1] c.s. vordert derhalve thans niet meer een verklaring voor recht dat ook de exploitatieovereenkomst nietig is, althans is ontbonden wegens wanprestatie aan de zijde van [eiseres]. Nu ook [eiseres] geen nadere vordering heeft verbonden aan haar stellingen omtrent de exploitatieovereenkomst, zal de rechtbank zich van een verder oordeel daaromtrent onthouden.

 

PROCESRECHT

 

Eindbeslissingen in tussenvonnissen
De rechtbank ziet geen reden om op voornoemde eindbeslissingen terug te komen, bij gebreke van evidente feitelijke of juridische misslagen.
Voornoemde beslissingen zijn uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven en hebben mitsdien te gelden als eindbeslissingen. Daarop kan de rechtbank in de loop van de procedure - volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad - slechts dan terugkomen indien feiten of bijzondere omstandigheden aan het licht zijn gekomen, die het onaanvaardbaar maken de rechtbank aan deze eindbeslissingen gebonden te achten. Dit is slechts dan het geval indien sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag of indien de betreffende beslissing blijkt te berusten op een, niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval echter niet voor. Uit hetgeen in de loop van de procedure na voornoemde eindbeslissingen en bij de mondelinge behandeling bij het Octrooicentrum nog door [gedaagde sub 1] c.s. is gesteld, zijn geen nieuwe feiten naar voren gekomen. Evenmin hebben zich bijzondere omstandigheden voorgedaan die een ander licht werpen op de feitelijke constellatie en de juridische standpunten van partijen op basis waarvan de rechtbank tot deze eindbeslissingen is gekomen. Bovendien is [eiseres] voorafgaand daaraan ruimschoots in de gelegenheid geweest de reeds toen door [gedaagde sub 1] c.s. ingenomen stellingnames te betwisten. De rechtbank ziet dan ook geen reden om op voornoemde eindbeslissingen terug te komen.

 

IEPT20080130, Rb Rotterdam, NIIOC