IEPT20080131, GvEA, Kwekersrecht Nadorcott mandarijnen

08-02-2008 Print this page
IEPT20080131, GvEA, Kwekersrecht Nadorcott mandarijnen

KWEKERSRECHT –PROCESRECHT

 

Niet-ontvankelijkheid cooperatie
Criteria voor ontvankelijkheid beroepsvereniging
Volgens de rechtspraak is een beroep tot nietig-verklaring van een beroepsvereniging die is opgericht ter verdediging en vertegenwoordiging van de belangen van haar leden, ontvankelijk ten eerste wanneer zij zelf wordt geïndividualiseerd wegens de aantasting van haar eigen belangen als vereniging, met name omdat haar onderhandelingspositie is verzwakt door de voor nie-tigverklaring voorgedragen handeling, ten tweede wanneer zij de belangen vertegenwoordigt van onder-nemingen die zelf in een beroep ontvankelijk zouden zijn en ten derde wanneer een wettelijke bepaling haar uitdrukkelijk een aantal procedurele bevoegdheden toekent (zie beschikking Gerecht van 13 december 2005, Confédération générale des producteurs de lait de brebis et des industriels de roquefort/Commissie, T-381/02, Jurispr. blz. II-5337, punt 54 en aldaar aange-haalde rechtspraak).

 

Individuele mandarijnenkwekers niet ‘individueel geraakt’ door verlening kwekersrecht
Individuele kwekers worden geraakt door de verplichting tot betaling van een vergoeding uit hoofde van een objectieve feitelijke situatie wat hen niet onderscheidt van de andere kwekers van dat ras, aangezien deze verplichting rechtstreeks voortvloeit uit het communautaire stelsel van bescherming voor kweekproducten- geen bescherming van hun subjec-tieve rechten in het geding

Ten overvloede zij ook vastgesteld dat de individuele mandarijnenkwekers door de verlening van het kwe-kersrecht niet individueel worden geraakt. De omstandigheid dat een beslissing gevolgen heeft voor alle betrokken marktdeelnemers, belet weliswaar niet dat ze sommigen van hen individueel en rechtstreeks raakt (zie beschikking Gerecht van 30 april 2003, Villi-ger Söhne/Raad, T-154/02, Jurispr. blz. II-1921, punt 40 en de aangehaalde rechtspraak). Toch volstaat het niet dat een handeling voor bepaalde marktdeelnemers grotere economische gevolgen heeft dan voor de overi-ge marktdeelnemers van de sector, opdat zij door deze handeling individueel worden geraakt (zie in die zin beschikking Unión de Pequeños Agricultores/Raad, reeds aangehaald, punt 50). Ook al zou een verzoeker kunnen worden beschouwd als de enige persoon die in een bepaald geografisch gebied wordt geraakt en als de voornaamste producent of leverancier van het product in een land of een bepaald geografisch gebied, zou hij immers niet ontvankelijk in zijn beroep zijn (zie in die zin arrest Hof van 17 januari 1985, Piraiki-Patraiki e.a./Commissie, 11/82, Jurispr. blz. 207, punten 13 en 14, en arrest Gerecht van 22 februari 2000, ACAV e.a./Raad, T-138/98, Jurispr. blz. II-341, punten 64-66).
Zo is het feit dat de verlening van het kwekersrecht voor sommige kwekers grotere economische gevolgen heeft dan voor de overige kwekers van de sector door-dat zij reeds bomen van het voortaan beschermde ras hebben geplant, en dat 90 % van de aldus geraakte kwekers in het geografische gebied van Valencia is ge-vestigd, niet voldoende om hen te individualiseren. De kwekers die verzoekster stelt te vertegenwoordigen, worden immers slechts geraakt door de verplichting tot betaling van een vergoeding uit hoofde van een objec-tieve feitelijke situatie die hen niet onderscheidt van de andere kwekers van dat ras, aangezien deze verplich-ting rechtstreeks voortvloeit uit het communautaire stelsel van bescherming voor kweekproducten. Boven-dien kunnen de activiteiten van de betrokken kwekers momenteel of in de toekomst door eenieder worden uitgeoefend. Verzoekster heeft bovendien geen elemen-ten aangevoerd waaruit kan blijken dat de kwekers en de leveranciers van kweekmateriaal die zij stelt te ver-tegenwoordigen, hebben deelgenomen aan de procedure tot verlening van het kwekersrecht of dat hun situatie vergelijkbaar is met die van Van Zanten. Met name het feit dat de verleningsbeslissing deze kwekers ertoe kan dwingen, hun bomen te vernietigen en deze leveranciers beperkt in hun mogelijkheid om materiaal van het met Nadorcott concurrerende ras Afourer te le-veren indien zij niet akkoord gaan met de betaling van de vergoeding, toont niet aan dat er sprake is van bij-zondere hoedanigheden of feitelijke situaties die hen karakteriseren ten opzichte van elke andere kweker of leverancier die zich in dezelfde objectieve feitelijke si-tuatie bevindt. Bovendien zijn de mededingingsverhoudingen waarop verzoekster zich in dit verband beroept, niet vergelijkbaar met die in de zaak Van Zanten, wier beschermde subjectieve rechten in het geding waren.

 

Ontbreken procesbevoegdheid niet ‘verhelpbaar’
De kamer van beroep heeft derhalve artikel 49, lid 1, van de uitvoeringsverordening niet geschonden door verzoekster niet ervan in kennis te stellen dat zij volgens haar geen procesbevoegdheid bezat, en door haar niet te vragen, dat gebrek te verhelpen

 

 

IEPT20080131, GvEA, Kwekersrecht Nadorcott mandarijnen