IEPT20080227, Rb Den Haag, Acco v Noble

03-03-2008 Print this page
IEPT20080227, Rb Den Haag, Acco v Noble

PROCESRECHT - IPR

 

Geen grensoverschrijdende bevoegdheid rechter van plaats van schadebrengend feit – art. 6(e) Rv
Uitleg artikel 5(3) EEX-Vo wordt tot richtsnoer genomen bij de uitleg van artikel 6, aanhef en onder e Rv. Er is dan geen goede reden om het begrip de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan naar Nederlands recht anders uit te leggen dan op de door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voorgestane wijze

Een op artikel 6, aanhef en onder e Rv gebaseerde bevoegdheid is volgens vaste rechtspraak niet grensoverschrijdend van aard, zodat de rechtbank niet bevoegd is van de vorderingen van Acco kennis te nemen voor zover deze zien op andere door het Europees octrooi gedesigneerde landen dan Nederland. Hoewel aan Acco kan worden toegegeven dat in deze procedure geen partijen betrokken zijn die zijn gevestigd op het grondgebied van een staat aangesloten bij het EEX/EVEX-Verdrag, of waarvoor de EEX-Vo geldt, en mitsdien de door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in het arrest Fiona Shevill (7 maart 1995, NJ 1996, 269) gegeven uitleg van artikel 5, aanhef en onder 3 EEX-Verdrag (welke bepaling overeenkomt met artikel 5, aanhef en onder 3 EEX-Vo), strikt genomen niet van toepassing is, zal die uitleg niettemin tot richtsnoer worden genomen bij de uitleg van artikel 6, aanhef en onder e Rv. Blijkens de parlementaire geschiedenis is het nieuwe commune internationale bevoegdheidsrecht, zoals neergelegd in de artikelen 1-14 Rv, immers duidelijk geënt op de EEX/EVEX-regels, waarbij artikel 6, aanhef en onder e Rv in feite de pendant is van artikel 5, aanhef en onder 3 EEXVo. Er is dan ook geen goede reden om het begrip de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan naar Nederlands recht anders uit te leggen dan op de door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voorgestane wijze, te weten – kort gezegd – dat de gelaedeerde een rechtsvordering tot schadevergoeding kan instellen voor de gerechten waar het schadebrengende feit zich (mede) heeft voorgedaan en waar de gelaedeerde stelt schade te hebben geleden (hier: Nederland), doch dat deze enkel bevoegd zijn kennis te nemen van de geschillen betreffende de in de staat van het geadieerde gerecht veroorzaakte schade, ofwel voor de gerechten van de plaats van vestiging van gedaagde, die bevoegd zijn de vordering betreffende de volledige schade als gevolg van het onrechtmatig handelen toe te wijzen. Acco heeft zich nog beroepen op de in het arrest van de Hoge Raad van 19 maart 2004 (Philips/Postech) neergelegde regel dat indien de Nederlandse rechter op grond van enige bepaling van (commuun) internationaal bevoegdheidsrecht bevoegd is kennis te nemen van een vordering betreffende de inbreuk op een naar buitenlands recht verkregen intellectueel eigendomsrecht, hij desgevorderd in beginsel een verbod kan uitspreken van handelingen in het buitenland (ook in kort geding en ongeacht de grond waarop de Nederlandse rechter zijn internationale bevoegdheid heeft gebaseerd), doch dat beroep faalt nu de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat die bevoegd nu juist ontbreekt.

 

IEPT20080227, Rb Den Haag, Acco v Noble