IEPT20080306, Hof Amsterdam, Diego Da Cunha v Nike

12-03-2008 Print this page
IEPT20080306, Hof Amsterdam, Diego Da Cunha v Nike

SPONSOROVEREENKOMST

 

Portugese versie overeenkomst bindend
Het hof de opvatting van Da Cunha dat bij de vaststelling van de inhoud van de contractuele relatie van partijen moet worden uitgegaan van het begin 2003 getekende in de Portugese taal gestelde contract.
Kern van het verweer van Da Cunha is dat partijen indertijd geen verlengingsoptie zijn overeengekomen met de door Nike gestelde inhoud. Da Cunha stelt dat hij zich (begin 2003) heeft verbonden op basis van de Portugeestalige overeenkomst, dat noch hij noch zijn vader de Engelse taal (toen) machtig was en dat hij de Engelstalige overeenkomst (die blijkens de door Nike in hoger beroep overgelegde nadere verklaring van P.E. Souto omstreeks juni/juli 2003 aan hem zou zijn overhandigd) heeft ondertekend omdat Nike te kennen gaf dat het materieel om dezelfde overeenkomst ging. Hij stelt zich op het standpunt dat in artikel 7 onder al van het Portugeestalige contract geen eenzijdig verlengingsrecht van Nike is neergelegd, althans dat hij die bepaling niet aldus heeft begrepen. Het hof deelt voorshands de opvatting van Da Cunha dat bij de vaststelling van de inhoud van de contractuele relatie van partijen moet worden uitgegaan van het begin 2003 getekende in de Portugese taal gestelde contract. Nike bestrijdt immers niet dat de ondertekening van dit contract plaatsvond na afsluiting van de tussen partijen gevoerde onderhandelingen en dat nadien omtrent de inhoud van het contract geen verder overleg is gevoerd.
Onder die omstandigheden mocht Da Cunha ervan uitgaan dat de Engelstalige overeenkomst die hem ongeveer drie maanden nadat het contract was ingegaan ter ondertekening is voorgelegd qua inhoud niet afweek van het door hem begin 2003 ondertekende contract, zoals hem ook door Nike werd voorgehouden.
Dat daarbij van de zijde van Nike zou zijn medegedeeld dat, zoals Souto verklaart, "the format and some clauses" waren aangepast brengt niet mee dat Da Cunha rekening diende te houden met wezenlijke veranderingen en/of dat Nike er vanuit mocht gaan dat Da Cunha door zijn ondertekening van dat contract met dergelijke veranderingen instemde. Het had op de weg van Nike gelegen om Da Cunha, die naar onvoldoende is betwist de Engelse taal (toen) niet machtig was, op meer dan louter redactionele veranderingen uitdrukkelijk te wijzen en/of een Portugese vertaling van de nieuwe versie van het contract bij te voegen. Dat Da Cunha adviseurs had kunnen raadplegen het contract meer dan een maand onder zich heeft gehouden alvorens hij het ondertekend aan Nike terugzond leidt niet tot een ander oordeel. Ten slotte kan aan het feit dat het eerste contract, naar Nike stelt, was ondertekend door een persoon die niet bevoegd was om namens Nike een overeenkomst als de onderhavige aan te gaan in de gegeven omstandigheden niet de gevolgtrekking worden verbonden dat Da Cunha geacht moet worden zich niet door middel van dit eerste contract doch eerst door ondertekening van de in juni/juli 2003 aan hem overhandigde Engelstalige overeenkomst te hebben verbonden. Het hof wijst er in dit verband op dat het eerste contract is getekend door het hoofd van de afdeling die namens Nike de onderhandelingen met Da Cunha heeft gevoerd en met wie Da Cunha ook feitelijk overeenstemming heeft bereikt en voorts dat vervolgens aan dit contract met ingang van 1 april 2003 ook daadwerkelijk door partijen uitvoering is gegeven.

 

Tekst verlengingsclausule onduidelijk
Bij deze stand van zaken behoefde Da Cunha niet te begrijpen dat Nike een verlengingsrecht van de door Nike beoogde strekking toekwam, laat staan - bij gebreke van enige aanduiding ter zake - voor een duur van 4 jaar
De bepaling in de overeenkomst van begin 2003 waaraan Nike, naar zij stelt, het recht ontleent om het contract voor een door haar te bepalen duur op ongewijzigde voorwaarden te verlengen (artikel 7 sub a) is qua tekst niet helder. Met name kon ook Nike ter zitting van het hof geen bevredigend antwoord geven op de vraag wat bedoeld wordt met de zinsnede "for exercisable upon written notice of such election" in het Portugees "para exercisio mediante aviso escrito de tal decisao". Voorts valt op dat niet uitdrukkelijk is bepaald op welk tijdstip Nike Da Cunha ervan in kennis diende te stellen dat zij van de (in haar visie door haar eenzijdig uit te oefenen) optie gebruik wenste te maken. Het hof heeft ter zitting ter sprake gebracht dat de onduidelijke tekst mogelijk het gevolg zou kunnen zijn van het feit dat het om een (standaard)bepaling gaat waarin - na het woord " for " respectievelijk " para " nog zinsdelen dienden te worden ingevuld/opgenomen. In het opschrift van het artikel wordt immers een regeling aangekondigd met betrekking tot "option years" doch dit is in de desbetreffende bepaling (7 sub a niet (expliciet) terug te vinden. Bij deze stand van zaken behoefde Da Cunha niet te begrijpen dat Nike een verlengingsrecht van de door Nike beoogde strekking toekwam, laat staan - bij gebreke van enige aanduiding ter zake - voor een duur van 4 jaar.

 

Optierecht voor tweede termijn van 4 jaar mogelijk in strijd met redelijkheid en billijkheid
De wijze waarop Nike van haar optierecht gebruik wil maken door het met Da Cunha op 17-jarige leeftijd gesloten contract met een tweede termijn van vier jaar te verlengen is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mogelijk niet aanvaardbaar te achten.
Daar komt bij dat ook indien de door Nike voorgestane uitleg in beginsel zou moeten worden gevolgd, de vraag rijst of de wijze waarop Nike van haar optierecht gebruik wil maken door het contract met Da Cunha met een tweede termijn van vier jaar te verlengen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid nog aanvaardbaar is te achten. Dit een en ander zou immers betekenen dat Da Cunha op basis van een op zeventien of achttienjarige leeftijd, nog vóór de start van zijn internationale voetbalcarrière door c.q. namens hem ondertekend contract (met daarin opgenomen ee n contractuele bepaling waarvan de strekking op zijn minst, zoals hiervoor is overwogen, niet evident is) gedurende een zeer belangrijk deel van zijn voetbalcarrière aan één sponsor gebonden zou zijn, hetgeen zijn onderhandelingspositie verzwakt met alle mogelijke minder gunstige financiële consequenties vandien. Of dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid door Nike in de gegeven omstandigheden destijds van Da Cunha mocht worden verwacht en thans mag worden mag worden verlangd, vergt nader feitelijk onderzoek, onder meer naar hetgeen daaromtrent door partijen bij het sluiten van het contract is besproken en in verband daarmee naar de vraag of Da Cunha zich die consequentie indertijd (bijvoorbeeld op grond van algemeen bekende gebruiken in de voetbalwereld) had moeten realiseren. Dat een dergelijk onderzoek positief voor Nike zal uitvallen is vooralsnog niet reeds in die mate aannemelijk dat daarop in het kader van dit kort geding door toewijzing van het door Nike gevorderde vooruit kan worden gelopen

 

 

IEPT20080306, Hof Amsterdam, Diego Da Cunha v Nike