IEPT20080319, Rb Amsterdam, Filmrechten Joe Speedboot

21-03-2008 Print this page
IEPT20080319, Rb Amsterdam, Filmrechten Joe Speedboot

 


AUTEURSRECHT - OVEREENKOMST

 

Totstandgekomen optieovereenkomst
Onder deze omstandigheden mocht IJswater Films erop vertrouwen dat deze overeenkomst tot stand was gekomen tussen haar, DBB en Wieringa. Daaraan doet niet af dat Wieringa de overeenkomst nog niet met zijn handtekening had bezegeld
Van belang is dat uit de e-mail correspondentie en het overleg tussen partijen kan worden afgeleid dat, afgezien van een aantal besprekingen met alle betrokkenen (IJswater Films, DBB en Wieringa), het contact tussen partijen over de overeen te komen optie en de uitwerking daarvan voornamelijk bestond tussen IJswater Films enerzijds en DBB anderzijds en dat DBB op haar beurt daarover in voortdurend contact stond met Wieringa. Immers e-mails van DBB aan IJswater Films vermelden: (…). Hieruit kan worden afgeleid, zoals DBB en Wieringa terecht aanvoeren, het belang van de instemming van Wieringa bij het tot stand komen van de optieovereenkomst, maar ook kan daaruit worden afgeleid dat DBB, kennelijk met medeweten van Wieringa, tegenover IJswater Films het standpunt van Wieringa verwoordde.De besprekingen tussen IJswater Films en DBB hebben uiteindelijk geresulteerd in de tekst zoals weergegeven in de door DBB toegezonden optieovereenkomst, welke -zonder voorbehoud van toestemming door Wieringa- aan IJswater Films ter ondertekening is toegezonden en welke vervolgens door IJswater Films en DBB is ondertekend. Onder deze omstandigheden mocht IJswater Films erop vertrouwen dat deze overeenkomst tot stand was gekomen tussen haar, DBB en Wieringa. Daaraan doet niet af dat Wieringa de overeenkomst nog niet met zijn handtekening had bezegeld. Mede van belang is dat Wieringa pas met de brief van zijn raadsvrouw van 17 juli 2006 aan IJswater Films afwijzend heeft gereageerd en heeft meegedeeld de optieovereenkomst niet te willen ondertekenen.
Ook weegt mee dat door DBB en Wieringa signalen naar buiten waren gebracht dat IJswater Films het boek zou verfilmen.

 

Optie geen onherroepelijk aanbod licentie
Immers in de optieovereenkomst wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat er geen overeenstemming over een definitieve licentie-overeenkomst zou worden bereikt, in welk geval de licentie geacht werd niet te zijn verleend.
IJswater Films stelt zich vervolgens op het standpunt dat zij met het inroepen van de optie, de licentie heeft verkregen. De optie is volgens haar te beschouwen als een onherroepelijk aanbod. De rechtbank deelt dit standpunt van IJswater Films niet. Immers in de optie-overeenkomst wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat er geen overeenstemming over een definitieve licentieovereenkomst zou worden bereikt, in welk geval de licentie geacht werd niet te zijn verleend. Ook IJswater Films was zich er kennelijk van bewijst dat over een definitieve licentieovereenkomst nog onderhandeld moest worden, blijkens haar e-mail van 10 februari 2006 (productie 25 bij dagvaarding). Daarin verzoekt zij om aanpassing van de (nog niet ondertekende) optieovereenkomst omdat enige punten volgens haar meer in de licentieovereenkomst dan in de optieovereenkomst thuishoorden. Dat het bij de licentieovereenkomst nog slechts zou gaan om bijkomende zaken en geen essentialia, zoals IJswater Films stelt maar door DBB en Wieringa wordt betwist, kan uit de stukken niet worden afgeleid.

 

Geen bevel tot dooronderhandelen
Nu DBB en Wieringa er in volharden niet met IJswater Films te willen onderhandelen, acht de rechtbank het ook niet zinvol om hen tot redelijke onderhandelingen te veroordelen, temeer daar het conflict zich heeft toegespitst op het artistieke vlak. DBB en Wieringa zullen immers, zo voeren zij aan, als eis stellen dat Wieringa met de inhoud van het scenario van de film moet kunnen instemmen, terwijl IJswater Films hiermee niet akkoord wenst te gaan. Partijen zullen daarom niet tot overeenstemming kunnen komen.

 

Ontbreken schade IJswater Films
Omdat niet aannemelijk is dat tussen partijen een definitieve licentieovereenkomst tot stand zou zijn gekomen indien DBB en Wieringa wél aan hun verplichting hadden voldaan om in alle redelijkheid over een licentieovereenkomst te onderhandelen met IJswater Films, is er geen sprake van schade aan de zijde van IJswater Films die DBB en Wieringa moeten vergoeden

 

IEPT20080319, Rb Amsterdam, Filmrechten Joe Speedboot