OCTROOIRECHT - PROCESRECHT
Geen concrete dreiging inbreuk octrooi
bijkomende omstandigheden worden voorshands in dit kort geding afwezig geacht. Geen vergoedingsbeslissing Minister verzocht voor een generiek olanzapineproduct en geen voorbereidingen getroffen voor opname in de G-standaard of Z-index
Ratiopharm geeft aan geen concrete plannen te hebben om hangende bedoelde geldigheidsduur van Lilly's exclusieve rechten op de markt te komen en elders in Europa doet zij dat ook niet. Voor zover zij al een marktvergunning heeft verkregen, is nog geen vergoedingsbeslissing van de Minister verzocht voor een eventueel generiek olanzapineproduct, heeft zij geen voorbereidingen getroffen voor opname in de G-standaard van ZIndex B.V. en evenmin anderszins daadwerkelijke introductie van generieke olanzapine-producten in Nederland aangekondigd of, voor zover kenbaar, voorbereid. Zij is wel zeer recent een nietigheidsbodemprocedure gestart bij deze rechtbank (op 27 maart 2008 is de dagvaarding in concept als productie overgelegd in dit kort geding verzonden aan de bevoegde autoriteiten teneinde in Engeland te worden betekend), kennelijk geïnspireerd door de vernietiging van EP 346 in Duitsland door het BPatG. Op zichzelf wordt dat ook niet in combinatie met een aangevraagde of verkregen marktvergunning geen dragende bijkomende omstandigheid geacht nog daargelaten dat dat door Lilly ook niet voldoende eenduidig kenbaar als zodanig is aangevoerd. Dat in Duitsland na vernietiging van het octrooi aldaar de markt is betreden, is evenmin een bijkomende omstandigheid, zoals Lilly lijkt te suggereren (pleitnota mr. Oosting onder 61, laatste volzin), omdat Lilly daar thans geen octrooibescherming geniet en pas na de uitspraak van BPatG de markt is betreden.
"sunset clause": vervaltermijn van drie jaar te rekenen na afloop (verlengde) octrooibescherming
Tenslotte maakt ook bedoelde "sunset clause" dit niet anders. Zoals Ratiopharm onderbouwd en onweersproken heeft aangevoerd, geldt de verplichting een geneesmiddel binnen drie jaar na vergunningverlening op de markt te brengen eerst indien het geneesmiddel met inachtneming van diverse beschermingsregels werkelijk op de markt gebracht kan worden, dat wil zeggen na afloop van (verlengde) octrooibescherming. Zodoende vormt ook dat geen relevante bijkomende omstandigheid in vorenbedoelde zin.
In feite het enige waar Lilly haar concrete dreigingsstelling op baseert, is het voorhanden hebben of binnenkort krijgen van een marktvergunning in combinatie met het niet willen doen van een (geclausuleerde) toezegging tot non-inbreuk door Ratiopharm gedurende de geldigheidsduur van Lilly's exclusieve rechten.
In de omstandigheden van dit geval waarbij bedacht moet worden dat geen sprake is van voorafgaande daadwerkelijke inbreuk is dat laatste evenwel niet iets, waar Lilly aanspraak op kan maken. Er bestaat rechtens geen algemene aanspraak op het schriftelijk door derden (of concurrenten) laten bevestigen van een ieders absolute rechten (en dat lijken de betreffende stellingen van Lilly te veronderstellen). Een weigering zulks te doen creëert mitsdien geen (spoedeisend) belang om dat in kort geding af te dwingen, althans niet zonder bijkomende omstandigheden, die, zo ligt in het vorenoverwogene besloten, voorshands afwezig worden geacht. Zodoende is geen sprake van schending van enige rechtsplicht van Ratiopharm jegens Lilly of van een voldoende concrete dreiging daartoe die een inbreukverbod in kort geding kan dragen.
Voor zover Lilly met haar stellingen heeft willen aanvoeren dat het bij afwezigheid van een markttoetredingsbedoeling hangende Lilly's (verlengde) octrooibescherming voor olanzapine geen zin zou hebben al zo ruim voorafgaand aan het verstrijken daarvan een marktvergunning aan te vragen, wordt dat evenmin steekhoudend geoordeeld. Bijvoorbeeld alleen al de binnenkort aan te vangen bodemprocedure met tot inzet vernietiging van het octrooi (en de mogelijkheid dat dat tot een voor Ratiopharm positieve uitkomst leidt voorafgaand aan het verstrijken van de geldigheidsduur van het ABC) maakt de ratio daarvoor begrijpelijk.
Proceskosten
€ 110.000
IEPT20080407, Rb Den Haag, Eli Lilly v Ratiopharm Olanzapine