IEPT20080410, Hof Den Haag, Atlas Copco Airpower v Jorc Industrial

23-04-2008 Print this page
IEPT20080410, Hof Den Haag, Atlas Copco Airpower v Jorc Industrial

OCTROOIRECHT

 

Geen nietigheid octrooi
Hof verenigt zich met standpunt Technische Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau inzake inventiviteit
Het hof is van oordeel dat ook een deskundige dit aldus zal begrijpen, dat het oliebindmiddel in hoofdzaak de olie bindt, die op het verontreinigde water drijft en dat het oliebindmiddel nog niet naar het wateroppervlak gestegen olie pas kan opnemen als reeds zoveel olie is gebonden, dat de houder met oliebindmiddel tot beneden het wateroppervlak is gezakt. Het hof verenigt zich daarom met het standpunt van de TKB, dat het scheidingsprincipe bij Rossbach gravitatiescheiding is. (…). In het licht van het hiervoor (onder 7-9) overwogene verenigt het hof zich met het oordeel van de TKB als uiteengezet in de beslissing van 2 augustus 2006 en acht het octrooi op juiste gronden verleend en in stand gehouden. Op de vele in deze procedure, al dan niet in combinatie met G 90 04 019.8 (Rossbach) genoemde "topdown" constructies, zoals beschreven in 03, 04, 05, 06, 08, 013 en 014 (vermeld in de beslissing van de TKB, productie 56 van Atlas Copco), behoeft gezien het voorgaande niet meer te worden ingegaan.
Geen ontoelaatbare uitbreiding materie
Het hof vermag Jorc niet te volgen in haar stelling dat door deze redactie van conclusie 1 een ontoelaatbare uitbreiding van de materie heeft plaatsgevonden. Juist is dat de plaats van de inlaat in de huidige conclusie 1 niet expliciet is aangeduid, maar dit betekent niet dat het voor de deskundige, die de conclusie leest, niet aanstonds duidelijk is, waar die inlaat zich dient te bevinden. In de conclusie immers wordt, nadat is aangegeven dat de inlaat zich boven de uitlaat dient te bevinden ("the inlet is positioned above the outlet") en dat de uitlaat zich nabij de bodem dient te bevinden ("the outlet is positioned towards a bottom of the vessel"), beschreven wat de gevolgen van deze opbouw zijn: zodat het mengsel door het adsorberende scheidingsorgaan naar beneden beweegt en, wanneer het van de inlaat naar de uitlaat stroomt, gedwongen wordt met het scheidingsorgaan in aanraking te komen ("so that the mixture passes down through the adsorbing separating member and is constrained to contact the separating member, as it flows from the inlet to the outlet"). Dit nu is slechts mogelijk indien de inlaat zich niet alleen boven de uitlaat, maar ook boven het scheidingsorgaan bevindt. Alleen dan kan het van de inlaat naar de uitlaat stromende mengsel door het adsorberende scheidingsorgaan naar beneden (onderstreping hof) bewegen. Aan het vorenstaande doet niet af dat Atlas Copco, naar Jorc heeft aangevoerd, zich in de procedure voor de Technische Kamer van Beroep, ter ondersteuning van het in conclusie 1 niet noemen van de plaats van de inlaat, heeft beroepen op figuur 4 van de aanvrage en de daarbij behorende passage in de beschrijving, die luidt: "In this example, the inlet 13 for the liquid mixture of oil and water, is provided between the top surface T and bottom 11 of the vessel". Naar het oordeel van het hof valt de uitvoeringsvorm van figuur 4 juist niet onder de omschrijving, gegeven in conclusie 1. Na de geciteerde passage immers volgt in de beschrijving: "Thus introduced mixture does not pass downwardly through the bag 12 (…)". (Vgl. het octrooi, B2versie, kolom 6, regels 27-28). Gezien het vorenstaande is van een ontoelaatbare uitbreiding van de materie geen sprake.

 

Inbreuk
Oude PURO niet inbreukmakend omdat de inlaat van de inrichting zich op een niveau bevindt dat beduidend lager is dan de bovenkant van de houder, zodat niet voldaan wordt aan het voorschrift uit conclusie 1 van het octrooi "zodat het mengsel door het adsorberende scheidingsorgaan naar beneden beweegt en, wanneer het van de inlaat naar de uitlaat stroomt, gedwongen wordt met het scheidingsorgaan in aanraking te komen".
Nieuwe PURO evenmin inbreukmakend: Het filterelement van de "nieuwe" PURO is aldus geen drijvend element, dat tijdens het gebruik langzaam zakt door opname van olie, maar een stationair, op de bodem van de houder rustend filterelement. Er is dus niet voldaan aan de omschrijving in conclusie I "welk scheidingsorgaan geschikt is om in respons op een toename van het gewicht ervan, wanneer vloeibare tweede component wordt geadsorbeerd, in het vat neerwaarts te bewegen".

 

RECLAMERECHT

 

Geen misleidende vergelijkende reclame
geadresseerde van reclame-uitingen zal begrijpen dat Jorc hier haar "nieuwe" PURO aanprijst en deze vergelijkt met de "oude" PURO.
Door Atlas Copco is voorts nog gevorderd Jorc te verbieden om, kort gezegd, misleidende vergelijkende reclame te maken. Deze vordering baseert Atlas Copco op door Jorc in reclame-uitingen gedane mededelingen betreffende de "nieuwe" PURO. In deze reclame-uitingen (producties 34, 35 en 36 van Atlas Copco) deelt Jorc mee een nieuwe olie/waterafscheider te hebben ontwikkeld met in plaats van een drijvend filterelement een groter, "statisch" filterelement. Naar het oordeel van het hof zal de geadresseerde van deze reclame-uitingen begrijpen dat Jorc hier haar "nieuwe" PURO aanprijst en deze vergelijkt met de "oude" PURO. Van vergelijkende reclame als bedoeld in artikel 6:194a BW is geen sprake. De desbetreffende vorderingen zijn daarom niet toewijsbaar en de tegen de afwijzing van die vorderingen en gerichte grief XIII faalt, wat er ook zij van de overwegingen van de rechtbank.

 

PROCESRECHT

 

Rectificatie afgewezen
Gelet op tijdsverloop sinds 2005 acht het hof toewijzing van de vordering niet langer opportuun
Door Jorc is ook gevorderd, dat Atlas Copco wordt veroordeeld een grensoverschrijdende rectificatiebrief aan relaties te zenden aan wie zij eerder had bericht dat de PURO inbreuk maakt op het Atlas Copco-octrooi. Ter ondersteuning van die vordering heeft Jorc kopieën overgelegd van twee brieven van Atlas Copco, waarin een dergelijke inbreukmededeling is gedaan (vide productie 8 van Jorc). Die brieven dateren van april, respectievelijk mei 2005. Gesteld, noch gebleken is dat
Atlas Copco nadien nog dergelijke brieven heeft verzonden. Gelet op genoemd tijdsverloop acht het hof toewijzing van de vordering niet langer opportuun.

IEPT20080410, Hof Den Haag, Atlas Copco Airpower v Jorc Industrial