IEPT20080520, Rb Den Haag, Dedon v Suprento

20-05-2008 Print this page
IEPT20080520, Rb Den Haag, Dedon v Suprento

MODELRECHTEN

 

Vermoeden van geldigheid
Zolang vordering tot nietigverklaring niet is ingesteld bij BHIM brengt het vermoeden van geldigheid mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.
Hetgeen De Schiffart stelt in verband met de nieuwheid van de Gemeenschapsmodellen kan hem niet baten. De voorzieningenrechter dient ingevolge art. 85 lid 1 GMoVo uit te gaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen, tenzij dit door de gedaagde bij een reconventionele vordering tot nietigverklaring wordt bestreden. Deze bepaling ziet allereerst op de bodemprocedure en kan in deze procedure, die gericht is op het treffen van voorlopige en beschermende maatregelen, niet onverkort worden toegepast omdat een reconventionele vordering tot nietigverklaring in deze procedure niet mogelijk is. Niettemin is het vermoeden van geldigheid ook in deze procedure tot uitgangspunt te nemen. De Schiffart en Suprento kunnen ook los van enige procedure in Nederland bij het in de GMoVo bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring instellen. Zolang dat niet is gebeurd - hetgeen gesteld noch gebleken is - brengt het vermoeden van geldigheid mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.

Ten overvloede: de door De Schiffart overgelegde producties bieden geen enkel aanknopingspunt voor de conclusie dat de modellen van Dedon niet nieuw zijn:

Het betreft modellen die thans op de markt zijn, zonder dat er enige aanwijzing is dat die modellen ook op het moment van het depot van de Gemeenschapsmodellen van Dedon reeds voor het publiek beschikbaar waren.

 

Inbreuk
Geen andere algemene indruk
Het door De Schiffart gestelde kan voorshands niet leiden tot de conclusie dat de door Marisch B.V. geïmporteerde tafel een andere algemene indruk wekt. De Schiffart heeft ten onrechte een vergelijking gemaakt met de modellen zoals Dedon die op de markt brengt. De door Marisch B.V. geïmporteerde tafel moet worden vergeleken met het door Dedon geregistreerde Gemeenschapsmodel. Voor deze vergelijking is in dit geval niet van belang dat de tafel van Marisch B.V. van een andere kunststofvezel is vervaardigd. Gesteld noch gebleken is waarom dit van invloed is op de algemene indruk. Ook de afmetingen zijn in het onderhavige geval niet van belang. Op basis van de modelregistratie is niet duidelijk welke afmetingen het Gemeenschapsmodel heeft. Mogelijk dat iets valt te zeggen over de diverse verhoudingen tussen bijvoorbeeld de hoogte en de breedte van de tafel, maar daarover stelt De Schiffart niets. De voorzieningenrechtser is voorshands bovendien van oordeel dat op dit punt geen verschillen zijn waar te nemen tussen de registratie van Dedon en de tafel van Marisch B.V.

 

Inbreuk door wie
Ontbreken betrokkenheid en gestelde onjuistheden op website niet nader onderbouwd

 

PROCESRECHT

 

Geen spoedeisend belang t.a.v. Daydream collectie
Met betrekking tot de Daydream collectie is van een voortdurende inbreuk of van dreiging van inbreuk niet gebleken
.
Dedon stelt dat met de op het internet onder het nummer BGB-N011 aangeboden meubelstuk inbreuk wordt gemaakt op haar Gemeenschapsmodel met het nummer 103296-0001. De afbeelding van het onder het nummer BGB-011 aangeboden meubelstuk is eind januari 2008, meteen na de eerste aanschrijving, van de website www.lekkerdezomerin.nl verwijderd. Gesteld noch gebleken is dat Suprento B.V. en/of De Schiffart nadien inbreukmakende handelingen met betrekking tot de Daydream collectie hebben verricht. Gesteld noch gebleken is dat en waarom te vrezen is dat dit alsnog zal gebeuren. De voorzieningenrechter wijst er bovendien op dat De Schiffart een onthoudingsverklaring heeft ondertekend, welke weliswaar niet afzonderlijk aan Dedon is toegezonden, maar zich wel bij de stukken bevindt.

 

IEPT20080520, Rb Den Haag, Dedon v Suprento