IEPT20080521, Rb Den Haag, Green Earth v Marine Bioproducts

22-05-2008 Print this page
IEPT20080521, Rb Den Haag, Green Earth v Marine Bioproducts

MEDEDINGINGSRECHT

 

Toegestane specialisatie-overeenkomst
*  Een complementaire samenwerking tussen niet-concurrenten bij de gezamenlijke ontwikkeling van een nieuw product.
Aldus is economisch gezien sprake van een specialisatieovereenkomst. Green Earth brengt (tot dan toe niet geëxploiteerde) rechten op relevante technologie in, stelt financiële middelen ter beschikking en verricht marketing- en verkoopactiviteiten, Marine Bioproducts concentreert zich op onderzoek, onwikkeling en productie. Een complementaire samenwerking tussen niet-concurrenten bij de gezamenlijke ontwikkeling van een nieuw product. Mogelijk moeten de AAH-producten zelfs als nieuwe producten worden aangemerkt, in welk geval de CRDA zonder meer als concurrentiebevorderend moet worden gezien volgens de Richtsnoeren nr. 65.
*  Niet voldoende steekhoudend is bestreden dat de overeenkomst onder de drempels uit punt 7 van de De minimis-bekendmaking (Bekendmaking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Pb EG 2003, C 320/1) blijft steken.
*  bepalingen vrijgesteld gelet op de relevante groepsvrijstellingsverordening, te weten Verordening EG 2659/2000 van de Commissie van 29 november 2000 betreffende de toepassing van artikel 81 lid 3 van het Verdrag op groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten, die blijkens hoofdstuk D onder 7 van annex XIV bij het EER-Verdrag en EEA Joint Committee decision nummer 113/2000 (Pb EG 2000, L 52, p. 38) ook geldend is voor de toepassing van artikel 53 van het EER-Verdrag.

 

OVEREENKOMSTENRECHT

 

Geen dwaling
Geen dwaling mogelijk terzake van algemene aanprijzing capaciteiten
De rechtbank verwerpt het beroep van Marine Bioproducts op vernietiging van de CRDA en de MA op grond van dwaling in de zin van artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Marine Bioproducts baseert de gestelde dwaling uitsluitend op de mededeling in de overwegingen van de CRDA dat "Green Earth has the capability to sell and market Products". Die mededeling biedt onvoldoende grond voor vernietiging van de overeenkomst. In dit verband stelt de rechtbank voorop dat blijkens de parlementaire geschiedenis een dwaling voor rekening van de dwalende dient te blijven indien de dwaling is gebaseerd op een "algemene aanprijzing" (Toelichting Meijers, Boek 6, p. 903). De voornoemde mededeling in de CRDA moet als zodanig worden aangemerkt. Er wordt immers louter in algemene zin vermeld dat Green Earth capaciteiten heeft op het gebied van de marketing en verkoop van de producten. Gesteld noch gebleken is dat Green Earth voor of bij het aangaan van de CRDA deze capaciteiten heeft geconcretiseerd, bijvoorbeeld door aan te geven dat zij specifieke ervaring of deskundigheid had op het gebied van de marketing of verkoop van bepaalde producten of dat zij in staat zou zijn een bepaalde omzet te genereren. Voor zover Marine Bio-products heeft gedwaald door specifieke kennis, deskundigheid of ervaring, die Green Earth niet bezit, aan Green Earth toe te dichten op basis van de voornoemde mededeling in CRDA, komt die dwaling voor haar eigen rekening.

 

Nakoming rapportageplicht
Voor zover deze presentaties niet voldoen aan de op grond van artikel 2.5.1 CRDA op Marine Bioproducts rustende rapportageplicht, zoals Green Earth betoogt dat het geval is, had Green Earth daarover tijdens of kort na die bijeenkomsten bij Marine Bioproducts moeten klagen.
Aangezien zij dat heeft nagelaten, moet met Marine Bioproducts worden geoordeeld dat Green Earth ingevolge artikel 6:89 BW thans geen beroep meer kan doen op de gestelde schending van de rapportageplicht.
De stelling van Green Earth dat zij niet eerder heeft ontdekt dat de presentaties van Marine Bioproducts niet voldeden omdat de vertegenwoordigers van Green Earth in de Steering Committee onvoldoende technische kennis bezaten, kan niet leiden tot een andere conclusie. Indien de vertegenwoordigers van Green Earth daadwerkelijk onvoldoende kennis bezaten, komt dat zeker gezien het grote belang dat Green Earth stelt te hebben bij goede rapportages voor eigen rekening van Green Earth. Green Earth had de gestelde onvolkomenheden behoren te ontdekken door een voldoende gekwalificeerd persoon naar de Steering Committee te sturen, althans door de in de Steering Commitee naar voren gebrachte presentaties en andere stukken binnen bekwame tijd door een voldoende deskundig persoon te laten beoordelen.

 

Geen overeenkomst tot levering conform bestelling
Een redelijke uitleg van de op Marine Bioproducts rustende verplichting tot levering van AAH-producten meebrengt dat die verplichting alleen geldt indien partijen voor die producten een prijs zijn overeengekomen.

 

 

Ontbinding overeenkomst: in gevaar brengen subsidie Marine Bioproducts is een material failure
*  Naar het oordeel van de rechtbank brengen de eisen van de redelijkheid en billijkheid in dit geval mee dat het Green Earth niet vrijstond de aanspraak van Marine Bioproducts op de subsidie te frustreren door het versturen van voornoemd bericht.
*  Gelet op het belang van de subsidie voor Marine Bioproducts moet de intrekking van de medewerking aan de subsidieaanvraag worden aangemerkt als een material failure in de zin van artikel 12.2 van de CRDA.
Aangezien Green Earth de tekortkoming niet heeft hersteld binnen de 30 dagen nadat zij daar schriftelijk over was aangesproken door Marine Bioproducts, moet worden geconcludeerd dat Marine Bioproducts de CRDA terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden bij brief van 5 december 2005. Hetzelfde geldt voor de buitengerechtelijke ontbinding van de MA door Marine Bioproducts bij brief van 6 februari 2006. Artikel 6.2 van de MA bepaalt namelijk dat bij ernstige tekortkomingen (material defaults or noncompliance) in de nakoming van de CRDA ook de MA kan worden ontbonden indien de tekortkomingen niet binnen 90 dagen worden verholpen.

 

PROCESRECHT

 

Forumkeuze
Rechtbank oordeelt ambtshalve dat zij onbevoegd is ter zake van vorderingen tot retournering pandbrieven vanwege forumkeuze
Vordering III in reconventie betreft de retournering van pandformulieren.

De rechtbank stelt ambtshalve vast dat zij niet bevoegd is tot kennisneming van die vordering. Marine Bioproducts baseert de vordering op twee leningsovereenkomsten die partijen op 21 januari 2004 en 10 juni 2004 zijn aangegaan. De door Marine Bioproducts als productie 39 overgelegde afschriften van deze overeenkomsten vermelden de volgende bepaling: This agreement shall be governed by Norwegian law, the venue is Oslo Court of the first instance. Gelet hierop moet worden aangenomen dat partijen zijn overeengekomen geschillen naar aanleiding van de betreffende leningsovereenkomsten, zoals het in deze zaak naar voren gebrachte geschil over de bij die overeenkomsten gevestigde pandrechten, voor te leggen aan de rechtbank van Oslo. Dat brengt op grond van artikel 17 lid 1 van het EVEX-Verdrag (Trb. 1989, 58) mee dat Noorse rechter exclusieve rechtsmacht heeft ten aanzien van de vordering tot retournering van de pandformulieren en dat deze rechtbank zich op dit punt onbevoegd moet verklaren.

 

IEPT20080521, Rb Den Haag, Green Earth v Marine Bioproducts