IEPT20080530, HR, TMF Financial Services

07-06-2008 Print this page
IEPT20080530, HR, TMF Financial Services

RECLAMERECHT

 

Misleidende brochure
Bij beantwoording van de vraag of de brochure misleidend is in de zin van art. 6:194 BW had het hof behoren uit te gaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument tot wie de brochure zich richt of die zij bereikt, nu niet is vastgesteld dat de kring van personen tot wie de brochure zich richtte of die zij heeft bereikt uitsluitend bestaat uit personen die ervaring in de zakenwereld hebben.
Onderdeel 1a klaagt dat het hof aldus oordelend uit het oog heeft verloren dat de uitgever van een brochure als de onderhavige gehouden is daarin volledige en niet-misleidende mededelingen te geven en dat, zo hij aan die verplichting niet heeft voldaan, het onvolledige of misleidende karakter van de brochure niet wordt weggenomen door de mogelijkheid dat beleggers als [eiser] c.s., die ervaring hebben in de zakenwereld, vragen kunnen stellen of nadere mededelingen kunnen verkrijgen. De klacht is gegrond. Bij beantwoording van de vraag of de brochure misleidend is in de zin van art. 6:194 BW had het hof behoren uit te gaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument tot wie de brochure zich richt of die zij bereikt. De omstandigheid dat [eiser] c.s. ervaring in de zakenwereld hebben behoort derhalve bij de beantwoording van de hiervoor bedoelde vraag geen gewicht in de schaal te werpen, nu het hof niet heeft vastgesteld dat de kring van personen tot wie de brochure zich richtte of die zij heeft bereikt uitsluitend bestaat uit personen die ervaring in de zakenwereld hebben. In het licht van het voorgaande zijn ook de onderdelen 1b, 1c en 1d, voorzover die erover klagen dat het hof bij de beoordeling of de brochure misleidend is in de zin van art. 6:194 BW niet de juiste maatstaf heeft gehanteerd, gegrond. De onderdelen behoeven voor het overige geen behandeling.

 

Medeschuld
Anders dan deze onderdelen betogen mocht het hof de omstandigheid dat [eiser] c.s. ervaren zakenmensen zijn van belang achten voor zijn oordeel dat de door [eiser] c.s. geleden schade mede een gevolg is van hun nalatigheid dat zij louter zijn afgegaan op de in de brochure opgenomen informatie zonder zich deugdelijk te informeren, hoewel voor hen bij goede lezing kenbaar moet zijn geweest dat met name de door TMF gegeven prognose niet was gefundeerd op deugdelijk, verifieerbaar cijfermateriaal.

 

Omvang schade
Het oordeel van het hof in rov. 2.13 dat voor een verdergaande schadevergoeding dan in rov. 2.12.3 omschreven geen plaats is omdat het aan TMF verweten onrechtmatige handelen valt in de periode voordat [eiser] c.s. (via de maatschappen) in HSI investeerden, levert in ieder geval geen begrijpelijke redengeving hiervoor op, omdat [eiser] c.s. aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd dat zij op grond van de onrechtmatige gedragingen van TMF in voormelde periode zijn overgegaan tot de investeringen in het Project, dat echter van meet af aan niet levensvatbaar was.
De onderdelen 6-6f bestrijden de maatstaf die het hof in rov. 2.12.3 hanteert ter bepaling van de omvang van de door [eiser] c.s., met uitzondering van [eiser 7] alsmede [eiser 8] en [eiser 3] ten aanzien van Thermare VIII, als gevolg van hun deelname in het Project geleden schade (zie 3.3.4 hiervoor). Voorzover deze onderdelen klagen dat zonder nadere motivering, die in het arrest van het hof ontbreekt, niet valt in te zien waarom de schade ten gevolge van de onrechtmatige daad van TMF niet - zoals [eiser] c.s. primair hebben aangevoerd - bestaat in het verlies van de bedragen die zij via de maatschappen hebben geïnvesteerd in het Project, zijn zij gegrond. Het oordeel van het hof in rov. 2.13 dat voor een verdergaande schadevergoeding dan in rov. 2.12.3 omschreven geen plaats is omdat het aan TMF verweten onrechtmatige handelen valt in de periode voordat [eiser] c.s. (via de maatschappen) in HSI investeerden, levert in ieder geval geen begrijpelijke redengeving hiervoor op, omdat [eiser] c.s. aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd dat zij op grond van de onrechtmatige gedragingen van TMF in voormelde periode zijn overgegaan tot de investeringen in het Project, dat echter van meet af aan niet levensvatbaar was. In dat licht bezien valt zonder nadere motivering, die evenwel ontbreekt, niet in te zien dat het verlies van de geïnvesteerde bedragen niet meer als een gevolg van het onrechtmatig handelen van TMF aan haar kan worden toegerekend. Evenmin een begrijpelijke redengeving is de door het hof daaraan (eveneens in rov. 2.13) nog toegevoegde overweging dat gesteld noch gebleken is dat TMF invloed kon uitoefenen op het reilen en zeilen van het Project nadat [eiser] c.s. daarin waren toegetreden, terwijl wel voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] c.s. via de onderscheiden maatschappen die invloed wel konden uitoefenen en hebben uitgeoefend. De overige klachten van deze onderdelen behoeven geen behandelin

 

Verbod uitgifte effecten zonder vergunning
Dit verbod richtte zich tot degene die effecten aan het publiek wil aanbieden, en niet tot personen die bemiddelen zoals in de onderhavige zaak door TMF is gedaan.
Onderdeel II.4.1 betoogt dat onjuist is het in de rov. 2.9.2 en 2.9.4 neergelegde oordeel van het hof dat TMF, naast haar onrechtmatig handelen dat daarin bestaat dat zij als effectenbemiddelaar is opgetreden zonder te beschikken over de in art. 7 Wte 95 bedoelde vergunning, ook onrechtmatig heeft gehandeld door als effectenbemiddelaar die niet beschikte over de wettelijk vereiste vergunning bemiddeling te verlenen bij het tot stand komen van overeenkomsten met een effectenuitgevende instelling waarbij is gehandeld in strijd met art. 3 Wte 95, omdat de brochure niet voldeed aan de volgens art. 3 Wte 95 aan een prospectus te stellen eisen. Deze klacht is gegrond. Art. 3 Wte 95 verbood (onder meer) bij uitgifte effecten aan te bieden. Dit verbod richtte zich, evenals het thans krachtens art. 5.2 van de Wet op het financieel toezicht geldende verbod om effecten aan te bieden indien terzake daarvan geen goedgekeurd prospectus algemeen verkrijgbaar is, tot degene die effecten aan het publiek wil aanbieden, en niet tot personen die bemiddelen zoals in de onderhavige zaak door TMF is gedaan. Onderdeel II.4.2 behoeft gezien het voorgaande geen behandeling.

 

IEPT20080530, HR, TMF Financial Services