IEPT20080604, Rb Amsterdam, Moordenaar van Pim Fortuyn v De Telegraaf

05-06-2008 Print this page
IEPT20080604, Rb Amsterdam, Moordenaar van Pim Fortuyn v De Telegraaf

PUBLICATIE - PRIVACY

 

publiek figuur en verdachtmaking
Als publiek figuur heeft eiser meer media aandacht te dulden, maar dat betekent niet dat hij lichtvaardig verdacht gemaakt mag worden voor andere misdrijven dan die waarvoor hij is veroordeeld.
Bij voornoemde belangenafweging dient voorop te worden gesteld dat [eiser] is te beschouwen als een publiek figuur. De moord op Fortuyn op 6 mei 2002 heeft de Nederlandse rechtsorde ernstig geschokt. Als gevolg hiervan is [eiser] in het middelpunt van de media aandacht komen te staan. Dit maakt hem dan ook tot een publiek figuur in welke hoedanigheid hij meer media aandacht heeft te dulden dan een niet publiek figuur. Dit betekent echter niet dat [eiser] door de media lichtvaardig verdacht gemaakt mag worden voor andere misdrijven dan die waarvoor hij is veroordeeld.

 

Onrechtmatige lichtvaardige verdachtmaking
Alles in onderlinge samenhang bezien maakt dat in dit geval het recht op persoonlijke levenssfeer van [eiser] zwaarder weegt dan het recht van De Telegraaf c.s. op uitingsvrijheid zodat De Telegraaf c.s. onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld
(…). Wel kunnen De Telegraaf c.s. worden gevolgd in hun verweer dat het belang van de publicaties is gelegen in de nieuwswaarde van het rapport. Dat de Nationale Recherche in 2003 een rapport heeft opgesteld waarin onder andere de mogelijke betrokkenheid van [eiser] in de zaak [persoon 1] is besproken, terwijl het bestaan van dat rapport en de inhoud ervan voor de publicaties van De Telegraaf c.s. bij het publiek onbekend waren, vormt een omstandigheid waarover De Telegraaf c.s. het recht hebben om te publiceren. Bij publicatie dient echter wel rekening gehouden te worden met het recht van [eiser] op bescherming van zijn privacy, in welk verband van De Telegraaf c.s. mag worden verwacht dat zij ervoor waken dat van lichtvaardige verdachtmaking geen sprake is en dus dat de publicatie voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. De publicaties van De Telegraaf c.s. laten de lezer weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat [eiser] betrokken is bij de moord op [persoon 1] en dat de Nationale Recherche in toenemende mate over bewijs ter zake beschikt. Deze indruk wordt nog versterkt door de koppen die boven de publicaties zijn geplaatst, welke koppen overigens ten onrechte tussen aanhalingstekens zijn geplaatst nu de koppen geen citaten uit het rapport zijn, maar die indruk door de aanhalingstekens wel wordt gewekt. De beschuldiging die in voornoemde conclusie besloten ligt, is zodanig ernstig dat hiervoor een deugdelijke feitelijke grondslag vereist is. Uit het rapport blijkt echter dat [eiser] niet als verdachte kan worden aangemerkt, zodat het rapport de vereiste onderbouwing voor deze ernstige beschuldiging niet vormt. Bovendien is in de publicaties sprake van eenzijdige en selectieve berichtgeving. Zo vermelden de publicaties niet dat het rapport dateert uit 2003, waardoor ten onrechte de indruk wordt gewekt dat recent nieuw bewijsmateriaal tegen [eiser] zou zijn gevonden. Ook de opmerking in de publicaties dat [persoon 1] kort voor zijn dood tegenover een getuige ([getuige 1]) heeft verklaard dat [eiser] hem met de dood had bedreigd is suggestief. Uit het rapport blijkt immers dat deze informatie van [getuige 1] zelf afkomstig is en dat [getuige 1] zich pas zes jaar na de moord op [persoon 1] en na de aanslag op Fortuyn, heeft gemeld bij de politie. Dit schijnt een ander licht op de als feit in de publicaties opgenomen verklaring van [getuige 1] Tenslotte vermelden de publicaties ten onrechte dat [eiser] geen sluitend alibi heeft voor de moord op [persoon 1]. Deze opmerking is uit haar context gehaald, omdat het rapport vermeldt dat nooit onderzoek is gedaan naar het alibi van [eiser].

 

Geen wederhoor vereist
De Telegraaf mocht uitgaan van de betrouwbaarheid van een door de Nationale Recherche uitgebracht rapport en behoefde geen wederhoor toe te passen
Het betoog van [eiser] met betrekking tot het niet plegen van wederhoor door De Telegraaf c.s. alvorens tot publicatie over te gaan, faalt. Terecht hebben De Telegraaf c.s. aangevoerd dat zij mogen uitgaan van de betrouwbaarheid van een door de Nationale Recherche uitgebracht rapport. In dat geval handelen De Telegraaf c.s. in beginsel niet onrechtmatig indien geen wederhoor wordt toegepast.

 

Noodzaak tot anonimiseren naam herleeft
Weliswaar is het anonimiseren dat bij [eiser] kort na het plegen van de moord op Fortuyn niet meer gebeurd, maar sindsdien zijn enkele jaren verstreken, waardoor de noodzaak tot anonimiseren herleeft.
Weliswaar is [eiser], zoals reeds overwogen, een publiek figuur, maar dat betekent niet dat hij geen recht meer heeft op het anonimiseren van zijn naam. Niet is gebleken dat [eiser] zelf de publiciteit heeft gezocht en in zijn algemeenheid geldt dat verdachten en veroordeelden van misdrijven in de media worden geanonimiseerd. Weliswaar is dat bij [eiser] kort na het plegen van de moord op Fortuyn niet meer gebeurd, maar sindsdien zijn enkele jaren verstreken, waardoor de noodzaak tot anonimiseren herleeft.

 

€ 2.500 immateriële schadevergoeding
De rechtbank acht voor de onrechtmatig bevonden uitingen van De Telegraaf c.s. een bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 2.500,= in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.

 De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in overweging dat enerzijds [eiser] niet van onbesproken gedrag is, publicatie van het rapport op zich niet onrechtmatig is en de omstandigheid dat voorafgaand aan de publicaties van De Telegraaf c.s. reeds in andere media een verband is gelegd tussen [eiser] en de moord op [persoon 1] en anderzijds de verdachtmaking die De Telegraaf c.s. in de publicaties hebben geuit een ernstig misdrijf betreffen. Voorts geldt dat niet is betwist dat deze lichtvaardig geuite verdachtmaking van De Telegraaf c.s. door diverse andere media is overgenomen, zodat deze thans bekend is bij een breed publiek. Ook speelt bij het toegewezen bedrag een rol dat de naam van [eiser] in de delen van het rapport die door De Telegraaf c.s. op het internet zijn gepubliceerd, ten onrechte niet is geanonimiseerd.

 

IEPT20080604, Rb Amsterdam, Moordenaar van Pim Fortuyn v De Telegraaf