IEPT20080626, Hof Amsterdam, The Home Depot v The Home Store

27-06-2008 Print this page
IEPT20080626, Hof Amsterdam, The Home Depot v The Home Store

 

MERKENRECHT - PROCESRECHT

 

Inlichtingen gevraagd door Hof
Hof wil geïnformeerd worden over consequentie recente uitspraak Bundesgerichtshof voor procedures bij BHIM, Haagse rechtbank en deze zaak

In het door de rechtbank te Utrecht naar de rechtbank te Den Haag verwezen geding in reconventie is onder meer aan de orde of de door Homer gedeponeerde mer-ken "THE HOME DEPOT" geldigheid moet worden ontzegd omdat de desbetreffende tekens over onvol-doende onderscheidend vermogen beschikken om als merk (in de zin van de Benelux-Merkenwet, thans BVIE, en de Verordening inzake de Gemeenschaps-merken) ingeschreven te zijn. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen (vgl. eindvonnis 4.4 tweede alinea) speelt de vraag of de THE HOME DEPOT-merken van Homer wellicht op de hierbedoelde grond nietig zijn een rol bij de beoordeling van de rangorde van de wederzijdse merken en zou de beslissing dat de desbetreffende merken van Demp nietig moeten wor-den verklaard wegens een lagere rangorde in zoverre vooruitlopen op de procedures die thans aanhangig zijn bij (onder meer) de rechtbank te Den Haag en het BHIM. Voorts is de vraag of de door Homer c.s. ge-bruikte tekens voldoende onderscheidend vermogen hebben om in de Benelux c.q. de Europese Gemeen-schap als merk te worden erkend niet (geheel) zonder betekenis voor de beoordeling van de gegrondheid van het door Homer gedane beroep op depot te kwader trouw in de zin van artikel 4 aanhef en onder 6 sub b BMW. De bescherming waarop Homer zich beroept gaat immers uit van voorgebruik als merk, waarvoor als wettelijk vertrekpunt geldt dat het teken onderschei-dend vermogen heeft.
Het hof heeft kennis genomen van een brief van 19 mei 2008 van de raadsman van Demp, mr. R.M. Brouwer, waarin deze meedeelt dat het Bundesgerichtshof op 13 september 2007 uitspraak heeft gedaan in de procedure tussen Bauhaus en Homer  c.s. en dat daarbij het arrest van het Oberlandesgericht Hamburg van 27 januari 2005 (door Homer c. s. overgelegd als productie 49 bij memorie van antwoord) is vernietigd. Het hof acht het gewenst alvorens verder te beslissen door partijen te worden geïnformeerd over de stand van zaken, in het licht van het resultaat van de in Duitsland tussen Bauhaus en Homer c.s. gevoerde procedure en de (vermoedelijke) consequenties van een en ander voor de procedures die bij het BHIM en de rechtbank te Den Haag tussen Homer en Bauhaus, respectievelijk Homer c.s. en Demp, aanhangig zijn. Partijen zullen in de ge-legenheid worden gesteld om zich daaromtrent bij akte uit te laten, eerst Homer c.s. en daarna Demp. Homer c.s. zullen bij die gelegenheid tevens kunnen aangeven welk belang aan hun zijde eraan in de weg staat dat de uitkomst van de procedure in Den Haag omtrent de geldigheid van de door Homer gedeponeerde Benelux- en gemeenschapsmerken wordt afgewacht alvorens wordt beslist omtrent de eventuele nietigheid van de merken van Demp, zulks mede in het licht van hun brief van 25 oktober 2004 aan de rechtbank te Utrecht waarin is vermeld (op blz. 3, onderaan) dat Demp (c.q . Bauhaus) het gebruik van de litigieuze merken" heeft gestaakt.

 

Bevoegde rechter nietigheid Beneluxmerk
De rechtbank te Utrecht heeft zich terecht bevoegd
verklaard om van de vordering van Homer kennis te nemen
.
Door de wijziging van eis bij akte van 14 november 2002 (zoals verduidelijkt/aangevuld bij conclusie van antwoord in het incident) had de vordering geen be-trekking meer op merkinbreuk en kon de rechtbank derhalve als door de wet aangewezen absoluut en rela-tief bevoegde rechter van het geschil in conventie van partijen kennis nemen.

 

Niet-ontvankelijkheid tweede appel
Homer c.s. voeren terecht aan dat een goede pro-cesorde zich ertegen verzet dat door een partij van een vonnis tweemaal wordt geappelleerd.
Zij bepleit niet-ontvankelijkheid van Demp in het inci-denteel appel, nu dat van latere datum is. Demp heeft zich dienaangaande gerefereerd aan het oordeel van het hof. Naar zij zelf te kennen geeft komen de grieven in beide appellen met elkaar overeen. Het hof zal gelet hierop Demp niet ontvankelijk verklaren in haar inci-denteel appel in de zaak 1177/05, nu dit is ingesteld op een latere datum dan het in de zaak 2161/05 tegen de-zelfde vonnissen door Demp ingestelde hoger beroep.

 

IEPT20080626, Hof Amsterdam, The Home Depot v The Home Store