
OCTROOIRECHT
Inventiviteit
conclusies 1-5, uitgaande van NL 451, niet inventief in het licht van de overgelegde folder van de AKV 42 kistenvuller
De vakman zal, zoekende naar een oplossing voor het objectief geformuleerde probleem, inzien dat de AKV 42 kistenvuller niet integraal behoeft te worden overgenomen in NL 451. Waar het om gaat is dat de vakman uit de AKV 42 zal leren dat de concentratie van restafval kan worden voorkomen door de transportband niet op een vast punt te houden, maar deze te laten bewegen. Hij ziet dan in de AKV 42 dat, door een schuifbare band te nemen, de kist laag voor laag kan worden gevuld. Het is deze maatregel uit de AKV 42 die de vakman, geconfronteerd met het probleem dat NL 465 beoogt op te lossen, zal overnemen. Gelet hierop zal de vakman de AKV 42 ook niet terzijde schuiven omdat deze niet mobiel is. Met OCN is de rechtbank van oordeel dat de vakman zowel vultechnieken bekend uit mobiele als uit stationaire inrichtingen zal overwegen.
Geen inbreuk NL 451
Alle door Van Diepen c.s. aan de inbreuk ten grondslag gelegde conclusies zijn niet inventief te achten
De conclusie van het voorgaande is dat het niet-inbreukverweer van Pronk c.s. slaagt. Alle door Van Diepen c.s. aan de inbreuk ten grondslag gelegde conclusies zijn niet inventief te achten, terwijl Pronk c.s. op de werkwijzeconclusies 18 en 19 tevens geen inbreuk maakt, omdat hij deze werkwijzen niet toepast.
Geen inbreuk EP 220
Geen letterlijke inbreuk wegens ontbreken kenmerk dat de hartlijn van het tweede omkeerorgaan voorwaarts en bovenwaarts van de hartlijn van het eerste omkeerorgaan is gelegen.
De ADO bollenrooier voldoet niet aan het kenmerk dat de hartlijn van het tweede omkeerorgaan voorwaarts en bovenwaarts van de hartlijn van het eerste omkeerorgaan is gelegen. Bij de ADO bollenrooier ligt de hartlijn van het tweede omkeerorgaan juist achter de hartlijn van het eerste omkeerorgaan. Dit wordt duidelijk als figuur 1 wordt afgezet tegen de tekening van de ADO bollenrooier zoals opgenomen in de pleitnota van Van Diepen c.s.
Geen inbreuk bij wege van equivalentie: uitgaande van verleningsdossier is andere positionering omkeerrollen materie die Pronk destijds buiten beschermingsomvang heeft gelaten teneinde octrooi te verkrijgen niet een geringe afwijking
Dat de omkeerrollen bij de ADO bollenrooier anders (lees: de hartlijn van het tweede omkeerorgaan juist achter de hartlijn van het eerste omkeerorgaan) zijn gepositioneerd, is volgens Pronk c.s. niet relevant. Volgens artikel 2 van het bij artikel 69 EOV behorende uitlegprotocol dienen immers ook equivalente maatregelen te worden meegenomen en de vakman zal begrijpen dat geringe afwijkingen van de in conclusie 1 gedefinieerde configuratie nog steeds het met de uitvinding beoogde effect opleveren. De rechtbank kan Pronk c.s. hierin niet volgen. De rechtbank stelt voorop dat uit HR 22 december 2006, LJN AZ1081 (Dijkstra/Saier) volgt dat een derde zich voor de uitleg van een conclusie ten nadele van de octrooihouder op het verleningsdossier kan beroepen. Uitgaande van het verleningsdossier, kan in dit geval niet worden gesproken van een geringe afwijking en moet worden geconcludeerd dat Pronk c.s. thans materie claimt die hij buiten de beschermingsomvang heeft gelaten ten einde het octrooi verleend te krijgen. (…). Het is met en vanwege deze beperkingen dat het octrooi is verleend. Met inachtneming van het verleningsdossier kan de aan EP 220 tegengestelde positie van het tweede omkeerorgaan (welke overeenkomt met de positie van dit orgaan in NL 516, waartegen de octrooigemachtigde de gewijzigde conclusies afzet) niet (meer) worden gezien als een geringe afwijking. Dat zou in het onderhavige geval in strijd met de rechtszekerheid zijn.
OVEREENKOMSTENRECHT
Metaalunievoorwaarden niet van toepassing
omdat de overeenkomst van 18 juni 2004 een schriftelijke vastlegging betreft van een bijna zes maanden eerder mondeling tot stand gekomen overeenkomst, waaraan reeds geruime tijd uitvoering werd gegeven.
Dit is reeds het geval omdat, gelijk de rechtbank Alkmaar in haar vonnis van 28 november 2007 heeft geoordeeld, de Metaalunievoorwaarden niet op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn. Dat is het geval omdat de overeenkomst van 18 juni 2004 een schriftelijke vastlegging betreft van een bijna zes maanden eerder mondeling tot stand gekomen overeenkomst, waaraan reeds geruime tijd uitvoering werd gegeven. Indien ervan moet worden uitgegaan dat Van Diepen c.s. van de betreffende voorwaarden kennis heeft kunnen nemen ten tijde van het op schrift stellen van de overeenkomst, hetgeen gemotiveerd wordt betwist, was dit derhalve bijna een half jaar te laat. Voor zover Pronk c.s. stelt dat Van Diepen c.s. ten tijde van het sluiten van de overeenkomst reeds met de inhoud van de Metaalunievoorwaarden bekend was, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Van Diepen c.s. heeft gemotiveerd betwist dat de voorwaarden op de achterzijde van eerder aan hem toegezonden facturen waren afgedrukt, terwijl een specifiek bewijsaanbod ter zake van Pronk c.s. ontbreekt.
PROCESRECHT
Reconventionele nietigheid niet-ontvankelijk
Wegens ontbreken van ingevolgde artikel 76(1) Row vereiste advies Octrooicentrum als bijlage bij conclusie van eis
Ingevolge artikel 76 lid 1 Rijksoctrooiwet 1995 (Row 1995) is degene die een rechtsvordering als bedoeld in artikel 75 Row 1995 tot vernietiging van een krachtens de Row 1995 verleend octrooi instelt, in die vordering niet ontvankelijk als hij niet als bijlage bij de conclusie van eis (in voorkomend geval in reconventie) het resultaat van een door OCN uitgebracht advies omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75 lid 1 Row 1995 genoemde nietigheidsgronden overlegt. Pronk c.s. heeft bij de eis in reconventie, genomen op de rol van 9 januari 2008, niet een dergelijk advies overgelegd. Het op 25 april 2008 uitgebrachte advies is bij akte van 29 april 2008 in het geding gebracht. Van Diepen c.s. is daarmee de mogelijkheid ontnomen om al in zijn conclusie van antwoord in reconventie, genomen op de rol van 2 april 2008, op het rapport te reageren. Dat is precies wat de wetgever heeft beoogd te voorkomen.
Vermeerdering grondslag eis afgewezen
Wegens strijd met goede procesorde: Pronk c.s. pas ter zitting duidelijk kunnen worden wat hem wordt verweten.
De rechtbank stelt vast dat Van Diepen c.s. de inbreuk bij dagvaarding baseert op de conclusies 1 tot en met 5, 9 en 16 tot en met 19. Bij de akte houdende het overleggen van producties, tevens houdende vermeerdering van de grondslag van eis in conventie, heeft van Diepen c.s. de grondslag uitgebreid tot conclusie 15. Pronk c.s. heeft tegen die vermeerdering van de grondslag van eis verweer gevoerd en stelt dat dit in strijd is met de goede procesorde. Dit verweer slaagt. Van Diepen c.s. heeft de vermeerdering van eis opgenomen in een akte genomen 10 dagen voor de zitting. De inbreuk op conclusie 15 is daarbij slechts gemotiveerd met een verwijzing naar een foto, zonder dat duidelijk is gemaakt waarom Pronk c.s. inbreuk op conclusie 15 maakt. Onder die omstandigheden komt de wijziging van de grondslag van eis in deze procedure volgens het versneld regime in strijd met de goede procesorde. In het verlengde van hetgeen hiervoor onder 4.8. is overwogen, dient ook het tweede hulpverzoek als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te blijven. Dit hulpverzoek is eveneens voor het eerst in de hiervoor bedoelde akte aangevoerd en eveneens niet voorzien van een afzonderlijke inbreukargumentatie. Daar komt bij dat conclusie 1 van het hulpverzoek een samentrekking is van de conclusies 1, 15 en 16 van NL 465 zoals verleend en, gelijk hiervoor is overwogen, een afzonderlijke inbreukargumentatie met betrekking tot conclusie 15 ontbreekt. Gelet hierop is Pronk c.s. pas ter zitting duidelijk kunnen worden wat hem wordt verweten. Dat is in het onderhavige geval in strijd met de goede procesorde.
IEPT20080702, Rb Den Haag, Van Diepen v Pronk