IEPT20080718, Rb Den Haag, Sosecal v Sisvel

19-07-2008 Print this page
IEPT20080718, Rb Den Haag, Sosecal v Sisvel

OCTROOIRECHT DOUANEBESLAG

 

Doorvoer via EG en vervaardigingsfictie
in Montex/Diesel is niet een vraag beantwoord omtrent doorvoer van goederen onder extern douanevervoer in het algemeen en het Hof heeft ook geen indicatie gegeven dat zij met dit arrest afbreuk heeft willen doen aan de eerdere uitspraken inzake Rolex en Polo/Lauren (waarin is uiteengezet dat de (oude) APV in stelling kan worden gebracht om doorvoer van namaakgoederen aan te pakken)

Uitgangspunt is dat de prejudiciële vragen die door het Bundesgerichtshof zijn gesteld in Montex/Diesel (prod. 6 Sisvel) geen betrekking hadden op art. 6(2)(b) Vo. 3295/94 (waarop de vaste rechtspraak van toepasselijkheid van de vervaardigingsfictie onder de APV is gestoeld), omdat daarop in die procedure geen beroep was gedaan, maar uitsluitend betrekking hadden op artt. 5(1) en 5(3) van de Merkenrichtlijn en artt. 28-30 EEG. Het betreft, voorshands geoordeeld, een loutere beoordeling van de voorgelegde merkenrechtelijke vragen, zodat het arrest niet raakt aan de mogelijkheden om op te treden tegen doorvoer op basis van de APV. De vervaardigingsfictie uit de APV is in dat arrest dan ook niet aan de orde geweest. Bezien in die beperkte context van de prejudiciële procedure moet naar voorlopig oordeel r.o. 40 worden bezien: De (oude of nieuwe) APV heeft niet het aantal voorbehouden handelingen van het betreffende ingeroepen absolute (merken)recht uitgebreid. De APV breidt derhalve niet de merkinbreukcriteria uit. Daarmee wil echter niet gezegd zijn dat niet op grond van de APV kan worden opgetreden tegen nagemaakte producten, waar dat op grond van het merkenrecht niet zou kunnen. Dat is iets heel anders. Met "dit recht" ("that law" in de Engelse vertaling) uit deze overweging aan het einde is blijkens de oorspronkelijke Duitse procestekst bedoeld: "merkenrecht" en niet: "een recht". Een ruimere strekking heeft deze overweging gelet op haar context naar voorlopig oordeel niet, zoals door Sisvel terecht is betoogd. Deze overweging raakt wel zijdelings aan de oude APV, omdat het Hof overweegt dat de uitleg in het onderhavige arrest niet raakt aan die gedaan in de (straf)zaak HvJEG C-60/02 (Rolex) Jur. 2004, p. I-651. Hieruit kan, voorshands oordelend, niet de conclusie worden getrokken dat in Montex/Diesel de vraag zou zijn beantwoord omtrent doorvoer van goederen onder extern douanevervoer in het algemeen, zoals Sosecal bepleit. Het Hof heeft ook geen indicatie gegeven dat zij met dit arrest afbreuk heeft willen doen aan de eerdere uitspraken inzake Rolex en Polo/Lauren (waarin is uiteengezet dat de (oude) APV in stelling kan worden gebracht om doorvoer van namaakgoederen aan te pakken), hetgeen bij een zo majeure wijziging als door Sosecal bepleit wel in de rede zou hebben gelegen.

 

PROCESRECHT

 

Ontvankelijkheid Sosecal als eigenaar
Sosecal staat de onderhavige procedure ten dienste om voor haar eigenaarsbelangen op te komen.
Sosecal is ontvankelijk in haar vorderingen. Sisvel betoogt ten onrechte het tegendeel. Zij wil dat stoelen op de omstandigheid dat de vervaardigingsfictie in de bodemzaak tegen KLM eveneens is ingeroepen en bij verstekvonnis zou zijn "bekrachtigd" door de rechtbank. Dat vonnis zou niet door middel van het onderhavige kort geding "opzij (kunnen) worden gezet", aldus Sisvel. Dat is naar voorlopig oordeel evenwel niet juist; de uitkomst van dit kort geding tussen andere partijen laat het verstekvonnis onverlet. Tevens zou volgens Sisvel niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht of van de "onnodigheid" van het beslag zijn gebleken. Evenwel is dat geen nietontvankelijkheidsgrond, maar een inhoudelijk verweer, nog daargelaten dat dit voor conservatoire beslagen geldende criterium niet van toepassing is, omdat het beslag door het verstekvonnis inmiddels in executoriale fase is overgegaan. Sosecal heeft geen revindicatoir beslag tot afgifte gelegd, maar als eigenares de onderhavige procedure gekozen, hetgeen haar vrijstaat. Terecht heeft Sosecal aangegeven dat Sisvel, die geen beslag mede ten laste van Sosecal heeft gelegd, Sosecal buiten de beslag- en bodemprocedures heeft gehouden, terwijl KLM verstek heeft laten gaan in de bodemprocedure. Sosecal staat de onderhavige procedure ten dienste om voor haar eigenaarsbelangen op te komen. Sisvel is immers voornemens het verstekvonnis ten uitvoer te leggen, maar laat dat hangende dit kort geding nog achterwege. Ten gevolge van het verstekvonnis is het door Sisvel gelegde beslag als gezegd in de executoriale fase overgegaan, zodat art. 705 Rv. inmiddels buiten beeld is. De onderhavige zaak betreft een executiegeschil in de zin van art. 438 Rv. In de bodemprocedure tegen KLM staat Sosecal als eigenares bovendien het buitengewone rechtsmiddel van derdenverzet ter beschikking (artt. 376 e.v. Rv.). Het is mede in die sleutel dat het onderhavige executiegeschil moet worden beoordeeld.

 

IEPT20080718, Rb Den Haag, Sosecal v Sisvel