IEPT20080806, Rb Den Haag, ABB v ABB International

11-08-2008 Print this page
IEPT20080806, Rb Den Haag, ABB v ABB International

MERKENRECHT

Merkinbreuk aangenomen
Voorshands oordelend komen de op het merkenrecht gebaseerde vorderingen de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voor

 

ONGEOORLOOFDE CONCURRENTIE - IPR

 

Nederlands recht niet van toepassing
In het Italiaans opgestelde sites zijn niet op Nederland gericht
De op 6:194 sub i BW gebaseerde vordering komt de voorzieningenrechter ongegrond voor. Nederland zijn te raadplegen, maar deze zijn niet op Nederland gericht. De sites zijn immers geheel in het Italiaans opgesteld. Het verbod kan gelet hierop naar voorlopig oordeel niet op artikel 6:194 sub i BW worden gebaseerd. De voorzieningenrechter zal gelet op het verhandelde ter zitting de vraag of een en ander naar Italiaans recht onrechtmatig is in het midden laten. De vordering onrechtmatige mededelingen te doen zal gelet op het voorgaande worden afgewezen

 

HANDELSNAAMRECHT IPR

 

Geen gebruik handelsnaam in Nederland
Omdat de voorzieningenrechter niet is gebleken dat Camporiondo en/of SAI in Nederland een handelsnaam voeren, zal het gevorderde ook in zoverre worden afgewezen
Ook de op de Handelsnaamwet gebaseerde vorderingen komen de voorzieningenrechter voorshands oordelend ongegrond voor. Ter zitting is eveneens aan de orde geweest of de Handelsnaamwet in het onderhavige geval van toepassing is. ABB heeft ook nu haar grondslag gehandhaafd. Zij stelt dat zij vestigingen in Nederland, Italië en de meeste andere Europese landen heeft. Volgens ABB kan dan op grond van artikel 5 Handelsnaamwet het voeren van een handelsnaam die in geringe mate afwijkt en waardoor verwarring kan ontstaan, worden verboden. Omdat de voorzieningenrechter niet is gebleken dat Camporiondo en/of SAI in Nederland een handelsnaam voeren, zal het gevorderde ook in zoverre worden afgewezen.

 

PROCESRECHT - IPR

Grensoverschrijdende bevoegdheid
Risico van onverenigbare beslissingen inzake Gemeenschapsmerk bij afzonderlijke berechting aanwezig en bovendien sprake van een nauwe band, nu ten aanzien van beide partijen feitelijk en rechtens sprake is van eenzelfde situatie
. SAI en Camporiondo gebruiken (op de sites van Camporiondo) hetzelfde teken ter aanduiding van de diensten van SAI, terwijl in beide gevallen de GMVo moet worden toegepast.
Een internationale bevoegdheid kan wel worden aangenomen op basis van artikel 6 EEX-Verordening. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband als volgt. In artikel 90 lid 1 GMVo is bepaald dat het EEX-Verdrag - lees: EEX-Verordening - van toepassing is op procedures betreffende Gemeenschapsmerken, tenzij de GMVo anders bepaalt. In artikel 90 lid 2 GMVo is bepaald dat op inbreukvorderingen de artikelen 2, 4, 5, leden 1, 3, 4 en 5 en artikel 24 EEX-Verdrag niet van toepassing zijn en de artikelen 17 en 18 van toepassing zijn binnen de grenzen van artikel 93 lid 4 GMVo. Artikel 93 lid 1 GMVo verwijst naar de onverminderde toepasselijkheid van de krachtens artikel 90 GMVo toepasselijke bepalingen van het EEX-Verdrag. Nu artikel 6 EEX-Verdrag niet wordt uitgesloten, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat voor zijn bevoegdheid aansluiting kan worden gezocht bij artikel 6 lid 1 EEX-Verordening. Op grond van die bepaling kan een persoon, indien er meer dan één verweerder is, ook worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van een hunner. Voorwaarde is wel dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Dit risico op onverenigbare beslissingen is voorshands oordelend bij afzonderlijke berechting aanwezig. Er is bovendien sprake van een nauwe band, nu ten aanzien van beide partijen feitelijk en rechtens sprake is van eenzelfde situatie. SAI en Camporiondo gebruiken (op de sites van Camporiondo) hetzelfde teken ter aanduiding van de diensten van SAI, terwijl in beide gevallen de GMVo moet worden toegepast.
Inzake handelsnaam en artikel 6:194 BW sprake van eenzelfde situatie rechtens voor Nederland
De bevoegdheid van de op artikel 5 Handelsnaamwet en artikel 6:194 sub i BW gebaseerde vorderingen jegens SAI kennis te nemen, berust op artikel 6 lid 1 EEX-Verordening. De voorzieningenrechter wijst er daarbij op dat ook met betrekking tot deze vorderingen sprake is van eenzelfde situatie rechtens. Zoals uit het navolgende zal blijken, heeft ABB haar vorderingen inzake het handelsnaamgebruik en de gestelde onrechtmatige mededelingen beperkt tot het Nederlandse recht

 

IEPT20080806, Rb Den Haag, ABB v ABB International