IEPT20081002, HvJEG, K-Swiss v BHIM

04-10-2008 Print this page
IEPT20081002, HvJEG, K-Swiss v BHIM

MERKENRECHT PROCESRECHT

 

Bewijslevering mogelijk van de ontvangstdatum van een onjuist verzonden kennisgeving
Wanneer het BHIM niet in staat is te bewijzen dat van een document naar behoren is kennis gegeven dan wel de voor de kennisgeving geldende bepalingen niet zijn nagekomen, maar dit document de geadresseerde wel heeft bereikt, kan het BHIM het bewijs van de datum van ontvangst leveren en wordt de kennisgeving wordt geacht op die datum te zijn geschied.
Regel 61 van verordening nr. 2868/95, houdende "algemene bepalingen betreffende de kennisgevingen", bevat een limitatieve opsomming van de wijzen waarop het BHIM van onder meer zijn beslissingen kennis geeft. In lid 2 van deze regel is verduidelijkt dat de kennisgeving hetzij per post, hetzij door overhandiging, hetzij door deponering in een postbus bij het BHIM, hetzij per telefax of met andere technische middelen, hetzij door openbare kennisgeving geschiedt.
Daarnaast volgt uit regel 62, lid 1, dat, ingeval de kennisgeving per post geschiedt, van de beslissingen waarvoor een beroepstermijn geldt, zoals de litigieuze beslissing, kennis wordt gegeven bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging.
In punt 22 van de bestreden beschikking heeft het Gerecht vastgesteld dat partijen noch beweerden dat de door de onderneming DHL afgehandelde en bij rekwirante bezorgde expreslevering in de vorm van een aangetekende brief was verzonden, noch dat deze onderneming in Duitsland aangetekende zendingen mocht verrichten, en dat de begeleidende brief niet vermeldde dat het een aangetekende brief betrof, maar enkel beklemtoonde dat van deze zending "enkel per DHL kennis wordt gegeven".
Het Gerecht heeft derhalve terecht geconcludeerd dat een dergelijke kennisgeving niet een "kennisgeving per aangetekende brief met ontvangstbevestiging" in de zin van regel 62, lid 1, van verordening nr. 2868/95 vormde.
Wanneer het BHIM echter niet in staat is te bewijzen dat het naar behoren van een document kennis heeft gegeven dan wel wanneer de voor de kennisgeving geldende bepalingen niet zijn nagekomen, maar dit document de geadresseerde wel heeft bereikt, volgt, anders dan het BHIM betoogt, uit regel 68 van verordening nr. 2868/95, die het Gerecht op goede gronden heeft toegepast, dat het BHIM het bewijs van de datum van die ontvangst kan leveren en dat de kennisgeving wordt geacht op die datum te zijn geschied.

 

Beroep niet-ontvankelijk
de termijn voor het instellen van beroep tegen de litigieuze beslissing was op 9 januari 2006 verstreken.
Het Gerecht heeft ook terecht overwogen dat het op 16 januari 2006 door K-Swiss ingestelde beroep tardief was en niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
Immers, nadat het Gerecht in punt 27 van de bestreden beschikking had opgemerkt dat tussen partijen vast stond dat rekwirante de door DHL afgehandelde exprespostzending op 28 oktober 2005 had ontvangen, heeft het in punt 29 van die beschikking terecht vastgesteld dat, gelet op de bepalingen van zijn Reglement voor de procesvoering en op artikel 63, lid 5, van verordening nr. 40/94, de termijn voor het instellen van beroep tegen de litigieuze beslissing op 9 januari 2006 was verstreken.

 

IEPT20081002, HvJEG, K-Swiss v BHIM