IEPT20081028, Hof Den Haag, Darome v Orogel c.s.

03-11-2008 Print this page
IEPT20081028, Hof Den Haag, Darome v Orogel c.s.

OCTROOIRECHT

 

Uitleg Octrooiconclusie
*  een element dat essentieel is voor de uitvinding kan niet worden weggeïnterpreteerd en kan ook niet ruim (functioneel) worden geïnterpreteerd
De beschermingsomvang van een octrooi dient ingevolge artikel 69 EOV in de sinds 13 december 2007 geldende tekst te worden vastgesteld aan de hand van de conclusies, gelezen in het licht van de beschrijving en de tekeningen. Het daarbij behorende protocol bepaalt dat bedoelde vaststelling zodanig dient te geschieden dat zowel een redelijke bescherming aan de octrooihouder als een redelijke rechtszekerheid aan derden wordt geboden. Hieromtrent heeft de Hoge Raad het volgende overwogen in zijn arrest van 7 september 2007 inzake 'Lely/Delaval' (LJN BA3522). […] Uit de leer van de Hoge Raad - volgt dat een element dat essentieel is voor de uitvinding niet kan worden weggeïnterpreteerd en ook niet ruim (functioneel) kan worden geïnterpreteerd (zie bijvoorbeeld Van Nieuwenhoven Helbach e.a., deel I bescherming van technische innovatie, 2002, blz. 214/215).
*  Bij de uitleg van een octrooi mogen tevens - ten gunste van de beweerdelijk inbreukmaker: zonder restricties - gegevens uit het verleningsdossier worden gebruikt (HR 22 december 2006 'Dijkstra/Saier').

 

Uitleg conclusie probleem/oplossing
In de conclusie gelezen in het licht van de beschrijving wordt als oplossing hiervoor vermeld: omhulling door een omhullingssamenstelling van 'voedingskwaliteit en geschikt voor consumptie' (maatregel A), die 'vrij is van water' (maatregel B), 'de organoleptische eigenschappen van het verwerkte gewassen niet merkbaar aantast' (maatregel G) en in hoofdzaak bestaat uit (ten minste) een plantaardige vetstof (maatregel C).

12. De twee problemen waarvoor het octrooi volgens de beschrijving daarvan oplossingen beoogt te bieden zijn:
i) dat kruiden die zijn omhuld met de in de stand van de techniek gebruikte omhullingsmiddelen op basis van waterhoudende saus, als gevolg van herkristallisatie van het water, gaan klonteren wanneer zij terug worden gezet in de diepvries, en
ii) dat de in stand van de techniek als omhullingsmiddel gebruikte gearomatiseerde saus de organoleptische eigenschappen (geur, smaak) van de kruiden beïnvloedt.
In de conclusie gelezen in het licht van de beschrijving wordt als oplossing hiervoor vermeld: omhulling door een omhullingssamenstelling van 'voedingskwaliteit en geschikt voor consumptie' (maatregel A), die 'vrij is van water' (maatregel B), 'de organoleptische eigenschappen van het verwerkte gewassen niet merkbaar aantast' (maatregel G) en in hoofdzaak bestaat uit (ten minste) een plantaardige vetstof (maatregel C).

Gebrek aan uitvindingshoogte - bewijslast
*  Bewijslast inventiviteit ligt bij octrooihouder die ruime beschermingsomvang claimt
Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat het iets bijzonders was om op de prioriteitsdatum van Daromes octrooi (8 augustus 1990) en in de context daarvan een plantaardige vetstof als omhullingsmiddel te kiezen dat voldoet aan de hiervoor genoemde maatregelen A, B, C en G. Hoewel dat - zeker in dit licht en gezien de in rov. 14 met a) aangeduide stellingen van Orogel c.s. - op haar weg had gelegen, heeft Darome niet concreet aangevoerd, en evenmin concreet te bewijzen aangeboden, dat het op de prioriteitsdatum van haar octrooi buiten het bereik van de gemiddelde vakman lag om de beschikking te krijgen over een plantaardige vetstof die watervrij (maatregel B), smaak- en geurneutraal (maatregel G) en eetbaar is (maatregel A). Hierbij dient te worden bedacht dat Darome zich beroept op het rechtsgevolg van de door haar gestelde doch betwiste ruime beschermingsomvang van het octrooi en dat zij dus, ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv, de bewijslast en de stelplicht te dien aanzien heeft. Om misverstanden te voorkomen: bij een vordering tot vernietiging van een octrooi wegens bijvoorbeeld niet-nieuwheid of niet-inventiviteit ligt dit anders. De bewijslast en stelplicht voor deze feiten rusten dan niet op de octrooihouder, maar op diens wederpartij die immers aan die feiten het rechtsgevolg van vernietiging verbonden wil zien.
*  Gelet op het onder 15 en 16 overwogene moet het ervoor worden gehouden dat de maatregelen A, B, C en G en de combinatie daarvan zonder inventieve denkarbeid voortvloeiden uit de toenmalige stand van de techniek.
Bij de gemiddelde vakman die kennisneemt van het octrooischrift, zal daarom de mening postvatten, en redelijkerwijs mogen postvatten, dat de uitvinding van Darome in essentie wordt gevormd door de maatregelen D, E en F. Van deze mening zal hij niet worden weerhouden door het door Darome gestelde feit (zie punt 3.13 van haar pleitnota in de 1e aanleg en de punten 56 en 58 van haar pleitnota in appel) dat maatregel D, betreffende de verwarming van de vetstof, in de beschrijving alleen is vermeld in verband met een (voorkeurs-)uitvoeringsvariant. Immers, de maatregelen E en F zijn wel genoemd in de algemene beschrijving van de uitvinding (zie rov.7) en deze twee maatregelen maken bovendien maatregel D noodzakelijk. Want een omhullingssamenstelling die nog vast is bij ongeveer 0°C (maatregel E) en die pas gaat smelten bij omgevingstemperatuur/kamertemperatuur (kenmerk F), moet wel eerst door verwarming vloeibaar worden gemaakt alvorens zij in een diepvriesomgeving op het voedingsproduct kan worden gesproeid.`

 

Beperkte beschermingsomvang geen equivalentie
*  Uit het voorgaande volgt dat de geoctrooieerde uitvinding juist de maatregelen D, E en F betreft en dus een (veel) beperktere strekking heeft dan Darome stelt.
 Derhalve is het niet gerechtvaardigd om haar bescherming te verlenen voor de ruimere uitvinding die in alléén de maatregelen A t/m C en G zou zijn gelegen; welbeschouwd behelst de uitvinding van Darome een omhullingsmiddel voor toepassing in een werkwijze voor verwerking van diepvriesprodukten die bestaat uit een (specifiek gekozen) stof die alle door de maatregelen A t/m G vereiste eigenschappen bezit, zoals Orogel  c.s. onder meer in punt 60 MvA heeft betoogd en zoals bovendien is af te leiden uit de door Derambure in zijn zojuist geciteerde brief van 6 april 1994 gebezigde woorden 'La salution proposee est un melange (...)',
*   De slotsom luidt dat conclusie 1 van het octrooi naar de letter moet worden uitgelegd. De maatregelen D, E en F, in ieder geval de maatregelen D en F, daarvan worden door Orogel c.s. niet of niet letterlijk toegepast (zie de rovv. 9 en 10). Zelfs al zou met de werkwijze van Orogel c.s. in wezen hetzelfde resultaat worden bereikt als met de geoctrooieerde werkwijze - hetgeen Darome stelt maar Orogel c.s. betwisten - dan brengt het oordeel dat de maatregelen D, E en F letterlijk moeten worden genomen mee dat dit niet gebeurt met in wezen dezelfde middelen en/of op in wezen dezelfde wijze. Orogel c.s. plegen dus geen inbreuk op het octrooi volgens conclusie 1 en evenmin op het octrooi volgens de overige conclusies aangezien deze van conclusie 1 afhankelijk zijn en niet (gemotiveerd) is gesteld dat zij aan die conclusie iets nieuws of inventiefs toevoegen. De inbreukvorderingen van Darome dienen dan ook te worden afgewezen.

 

IEPT20081028, Hof Den Haag, Darome v Orogel c.s.