IEPT20081031, Rb Utrecht, Cincom v EDS

03-11-2008 Print this page
IEPT20081031, Rb Utrecht, Cincom v EDS

AUTEURSRECHT -  LICENTIES

 

Geen beëindiging licentie van rechtswege wegens ontbreken overeengekomen schriftelijke verlengingsbrief
Over de omstandigheid dat EDS opnieuw licentieovereenkomsten wenste aan te gaan met Cincom na afloop van de overeenkomsten van 16 maart 2006 is gelet op het hiervoor vermelde en in aanmerking nemend de gebruikelijke gang van zaken dan ook geen misverstand mogelijk. De enkele omstandigheid dat EDS niet schriftelijk aan Cincom heeft kenbaar gemaakt dat zij opnieuw licentieovereenkomsten met Cincom wilde aangaan, kan derhalve in de gegeven omstandigheden niet tot het gevolg leiden, dat de overeenkomsten per 30 december 2007 van rechtswege zijn geëindigd.
EDS heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld, dat de overeenkomsten niet zijn geëindigd per 30 december 2007, omdat partijen vanaf december 2007 met elkaar in onderhandeling waren over verlenging van de licentieovereenkomsten en zij ook voordien nimmer door middel van een formele schriftelijke verlengingsbrief tot voortzetting van de licentieovereenkomst zijn gekomen. Cincom wist ook dat EDS - naar zij stelt - de licentieovereenkomsten met haar wilde voortzetten, zodat zij zich onder die omstandigheden dan ook in redelijkheid niet op het in het addendum vermelde schriftelijkheidsvereiste kan beroepen.
4.6. EDS beoogt daarmee kennelijk te stellen dat op grond van het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW het gevolg van dit tussen partijen overeengekomen schriftelijkheidsvereiste buiten toepassing moet blijven omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.7. EDS heeft gesteld, hetgeen door Cincom niet is weersproken, dat partijen telkens voor afloop van de vigerende overeenkomsten met elkaar in onderhandeling traden teneinde tot nieuwe overeenkomsten te geraken en dat EDS daarbij in het verleden nimmer formeel schriftelijk heeft meegedeeld dat zij voortzetting van de licentieovereenkomsten wenste. Dat dit de gebruikelijke gang van zaken tussen partijen betrof, valt voorts af te leiden uit de in het geding gebrachte producties. Daaruit blijkt immers dat partijen reeds sedert 2000 licentieovereenkomsten met elkaar zijn aangegaan die telkens aanvingen op 30 december terwijl de datum van ondertekening telkens een aantal maanden) te weten respectievelijk in maart, april en mei, plaatsvond. Die handelwijze van partijen duidt erop dat partijen er kennelijk telkens van uitgingen dat, alhoewel de expiratiedatum van de licentieovereenkomst reeds was verstreken, de licentieovereenkomst zou worden voortgezet en EDS (met terugwerkende kracht) licentiegerechtigd was en bleef.
Uit de hiervoor weergegeven feitelijke handelwijze van partijen blijkt dat, wat er ook zij van de stelling van Cincom dat ook in het verleden de licentieovereenkomst na de overeengekomen termijn van rechtswege eindigde en in eerdere overeenkomsten eveneens een schriftelijkheids- dan wel kenbaarheidsvereiste was opgenomen, partijen aan die tussen hen geldende regel nimmer enig gevolg hebben toegekend. Partijen zijn immers telkens, vóór het aflopen van de termijn van de respectieve licentieovereenkomst, in onderhandeling getreden teneinde tot voortzetting van de overeenkomst te geraken. Nu partijen ook in verband met het aflopen van de termijn op 30 december 2007 van de tussen hen op 16 maart 2006 gesloten overeenkomsten in december2007 in onderhandeling zijn getreden in verband met voortzetting van de licentieovereenkomsten tussen partijen en Cincom derhalve wist dat EDS de relatie met haar wenste voort te zettendoor het sluiten van (nieuwe) licentieovereenkomsten, moet worden geconcludeerd dat het door Cincom gedane beroep op het schriftelijkheidsvereiste in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Met dit vereiste wordt immers niet anders beoogd dan dat het voor beide partijentijdig duidelijk moet zijn of opnieuw een overeenkomst zal worden aangegaan. Over de omstandigheid dat EDS opnieuw licentieovereenkomsten wenste aan te gaan met Cincom na afloop van de overeenkomsten van 16 maart 2006 is gelet op het hiervoor vermelde en in aanmerking nemend de gebruikelijke gang van zaken dan ook geen misverstand mogelijk. De enkele omstandigheid dat EDS niet schriftelijk aan Cincom heeft kenbaar gemaakt dat zij opnieuw licentieovereenkomsten met Cincom wilde aangaan, kan derhalve in de gegeven omstandigheden niet tot het gevolg leiden, dat de overeenkomsten per 30 december 2007 van rechtswege zijn geëindigd.

 

Uitleg 'named users' in licentieovereenkomst
*  In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang
De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang.
*  Een redelijke uitleg van het bepaalde met betrekking tot het maximaal aantal 'named users' brengt dan ook mee, dat daaronder moet worden begrepen het totaal aantal "named users" van alle klanten van EDS.
Uit de inhoud van de door EDS als productie 1 overgelegde licentieovereenkomst van 13 april 2000, blijkt ondubbelzinnig dat de licentie, na inventarisatie, is verleend voor niet alleen NS en haar dochterondernemingen, maar ook voor FDF en RWS en dat direct daarna wordt vermeld dat het totaal aantal users 250 named users voor Cincom Smalltalk applicaties is. Voorts is in die overeenkomst aangegeven dat alleen indien het aantal 'named users' van Cincom Smalltalk boven de limiet van 250 komt een aanpassing van het contract dient te volgen. Uit die overeenkomst blijkt echter niet dat daarbij een restrictie is opgelegd in die zin dat dit per klant van EDS zou hebben te gelden. Uit de nadien gesloten overeenkomsten blijkt bovendien niet dat op enigerlei wijze een wijziging heeft plaatsgevonden met betrekking tot het aantal "named users" en/of dat dit slechts per klant van EDS gelding zou hebben gekregen. Juist bezien in samenhang met de afzonderlijk door EOS met Cincom gesloten licentieovereenkomsten met betrekking tot de "Servers License" en de "Development License" en bezien in samenhang met de expliciete bepalingen over de 'named users' in de overeenkomsten van 2000 en 2003 waarop ook geen essentiële veranderingen zijn aangebracht in de nadien gesloten overeenkomsten met betrekking tot de 'named users', moet vooralsnog worden aangenomen dat de eindgebruikerslicentie beoogde aan EDS een licentie te verlenen voor al haar klanten tot een totaal aantal van 250 "named users" voor het (indirect) gebruik van de software. Een redelijke uitleg van het bepaalde met betrekking tot het maximaal aantal 'named users' brengt dan ook mee, dat daaronder moet worden begrepen het totaal aantal "named users" van alle klanten van EDS.

 

IEPT20081031, Rb Utrecht, Cincom v EDS