IEPT20081127, HvJEG, Intel v CPM - Intelmark

04-12-2008 Print this page
IEPT20081127, HvJEG, Intel v CPM - Intelmark

MERKENRECHT

 

Verband tussen ouder bekend merk en jongere merk
*  Verband dient globaal te worden beoordeeld met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval
Artikel 4, lid 4, sub a, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat het bestaan van een verband, in de zin van het arrest van 23 oktober 2003, Adidas-Salomon en Adidas Benelux (C-408/01), tussen het bekende oudere merk en het jongere merk globaal dient te worden beoordeeld met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval.
Tot deze omstandigheden behoren:
        de mate van overeenstemming van de conflicterende merken;
        de aard van de waren of diensten waarvoor de conflicterende merken zijn ingeschreven, daaronder begrepen de mate waarin deze waren of diensten gerelateerd zijn dan wel onderling verschillen, alsmede het relevante publiek;
        de mate van bekendheid van het oudere merk;
        de mate van intrinsiek dan wel door gebruik verkregen onderscheidend vermogen van het oudere merk;
        het bestaan van verwarringsgevaar bij het publiek.
*  Sprake van een verband wanneer het jongere merk het bekende oudere merk in gedachten oproept bij de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument
De omstandigheid dat het jongere merk het bekende oudere merk in gedachten oproept bij de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, staat gelijk met het bestaan van een verband, in de zin van het reeds aangehaalde arrest Adidas-Salomon en Adidas Benelux, tussen de conflicterende merken.
*  Verband niet noodzakelijkerwijs gegeven bij grote bekendheid, niet-soortgelijkheid en uniekheid bekende merk:
        het oudere merk zeer bekend is voor bepaalde specifieke soorten van waren of diensten, en
        deze waren of diensten en de waren of diensten waarvoor het jongere merk is ingeschreven, niet soort-gelijk zijn of in hoge mate niet soortgelijk zijn, en
        het oudere merk uniek is voor welke waren of diensten ook,
Dit impliceert niet noodzakelijk het bestaan van een verband, in de zin van het reeds aangehaalde arrest Adidas-Salomon en Adidas-Benelux, tussen de conflicterende merken.

 

Ongerechtvaardigd voordeel, afbreuk aan onderscheidend vermogen of reputatie
*  Dient globaal beoordeeld te worden
4)      Artikel 4, lid 4, sub a, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat het bestaan van een gebruik van het jongere merk waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt of zou worden getrokken uit of afbreuk wordt of zou worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk, globaal dient te worden beoordeeld met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval.
*  Bekendheid, niet-soortgelijkheid, uniekheid en associatie niet voldoende voor bewijs ongerechtvaardigd voordeel, afbreuk aan onderscheidend vermogen of reputatie
5)      De omstandigheid dat:
        het oudere merk zeer bekend is voor bepaalde specifieke soorten van waren of diensten, en
        deze waren of diensten en de waren of diensten waarvoor het jongere merk is ingeschreven, niet soort-gelijk zijn of in hoge mate niet soortgelijk zijn, en
        het oudere merk uniek is voor welke waren of diensten ook, en
        het jongere merk het bekende oudere merk in gedachten oproept bij de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument,
volstaat niet als bewijs dat door het gebruik van het jongere merk ongerechtvaardigd voordeel wordt of zou worden getrokken uit of afbreuk wordt of zou worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk in de zin van artikel 4, lid 4, sub a, van richtlijn 89/104.
*  Afbreuk aan onderscheidend vermogen veronderstelt dat het economische gedrag van de gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven, is gewijzigd als gevolg van het gebruik van het jongere merk of dat er een grote kans bestaat dat dit gedrag in de toekomst wijzigt
6)      Artikel 4, lid 4, sub a, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat:
        door het gebruik van het jongere merk afbreuk kan worden gedaan aan het onderscheidend vermogen van het bekende oudere merk, ook al is laatstgenoemd merk niet uniek;
        een eerste gebruik van het jongere merk kan volstaan om aan het onderscheidend vermogen van het oudere merk afbreuk te doen;
        het bewijs dat door het gebruik van het jongere merk afbreuk wordt of zou worden gedaan aan het onderscheidend vermogen van het oudere merk, veronderstelt dat is aangetoond dat het economische gedrag van de gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven, is gewijzigd als gevolg van het gebruik van het jongere merk of dat er een grote kans bestaat dat dit gedrag in de toekomst wijzigt.

 

IEPT20081127, HvJEG, Intel v CPM - Intelmark