IEPT20090407, Hof Amsterdam, Deventer Moordzaak

09-04-2009 Print this page
IEPT20090407, Hof Amsterdam, Deventer Moordzaak

PUBLICATIE

 

Grens voor toelaatbaarheid van voor derden schadelijke uitlatingen
*  De vraag die aldus aan de orde is komt neer op de meer principiële vraag hoe de grens moet worden bepaald tussen rechtmatige en onrechtmatige (openbare of openbaar gemaakte) uitlatingen via onder meer de pers en internet over vermoede misstanden in de samenleving, indien die uitlatingen voor derden schadelijk zijn.


*  In onderling verband te beschouwen omstandigheden
Welk van deze belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden, en wel in een situatie als de onderhavige in het bijzonder van de volgende:
a. de aard van de gedane uitlatingen houdende verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben;
b. de ernst bezien vanuit het algemeen belang van de misstand welke de uitlatingen aan de kaak beogen te stellen;
c. de mate waarin ten tijde van de uitlatingen de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a t/m c bedoelde factoren;
e. de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten uitlatingen via onder meer de pers en internet, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden;
f. een mogelijke beperking van het door de uitlatingen te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat de betrokken uitlatingen, ook zonder de verweten openbaarmaking of terbeschikkingstelling aan onder meer de pers, in de publiciteit zou zijn gekomen;
g. het gezag dat derden zullen toekennen aan degeen die de uitlatingen deed;
h. de maatschappelijke positie en publieke gedragingen van degeen over wie de uitlatingen worden gedaan.

 

Onrechtmatige ernstige verdachtmakingen, ook indien voldoende steun in feitenmateriaal zou bestaan
*  Het onderhavige geval wordt in het bijzonder allereerst hierdoor gekenmerkt dat de verdachtmakingen van buitengewoon ernstige aard zijn (moord respectievelijk betrokkenheid bij of medeplichtigheid aan die moord en/of leugenachtige verklaringen met betrekking tot die moord).
*  Daar komt bij dat degeen die de onderhavige uitlatingen deed, De Hond, publieke bekendheid geniet en een landelijke reputatie (van betrouwbaarheid) heeft die hij door zijn werkzaamheden (van weliswaar geheel andere aard) heeft verworven, zodat aannemelijk althans geenszins denkbeeldig is dat door derden aan zijn uitlatingen in beginsel meer waarde zal worden toegekend dan aan uitlatingen van een willekeurig (onbekend) ander persoon.
*  Dit betekent onder meer dat, ook indien de uitlatingen voldoende steun zouden (kunnen) vinden in het ten tijde daarvan beschikbare feitenmateriaal, dit niet zonder meer het eventueel onrechtmatige karakter aan de desbetreffende uitlatingen zou ontnemen.
*  Ten slotte verdient in dit verband opmerking dat [geïntimeerden] tot de onderhavige kwestie onbekende Nederlanders waren die, voordat De Hond hen publiekelijk noemde, zelf nooit de publiciteit hadden gezocht.

 

IEPT20090407, Hof Amsterdam, Deventer Moordzaak