IEPT20090722, Rb Den Haag, Agfa v Xingraphics en Atece

24-07-2009 Print this page
IEPT20090722, Rb Den Haag, Agfa v Xingraphics en Atece

OCTROOIRECHT

 

Geen toegevoegde materie
• het weglaten van substantially is in dit geval geen essentialiteit.

 

Nieuwheid
• Uit geen van de genoemde documenten blijken voor de gemiddelde vakman de maatregelen van het octrooi direct en ondubbelzinnig. De materie van de conclusies is dus als nieuw aan te merken.

 

Nawerkbaarheid
• Zoals Agfa terecht opmerkt is aan het vereiste van nawerkbaarheid in beginsel voldaan indien het octrooischrift een gedetailleerde beschrijving geeft van tenminste één manier waarop de uitvinding door de vakman kan worden nagewerkt


Indirecte inbreuk – bewijslevering in versneld regime
• Toelating van Agfa tot nadere bewijslevering verdraagt zich niet met de in een procedure in het versnelde regime te stellen eisen van een goede procesorde nu Agfa heeft Xingraphics en Atece aldus onnodig in een ongunstiger bewijspositie gebracht dan wanneer zij beschikbaar bewijsmateriaal terstond in de procedure zou hebben ingebracht.

 

GRENSOVERSCHRIJDENDE BEVOEGDHEID – IPR

 

Geen grensoverschrijdende verklaring voor recht van niet-inbreuk
• Artikel 6 sub 3 EEX geeft geen grond de gevorderde verklaringen van niet-inbreuk op buitenlandse delen van het octrooi te beoordelen omdat deze vorderingen niet voorspruiten uit het rechtsfeit waarop de vorderingen in conventie zijn gegrond.
• Artikel 5 sub 3 EEX is niet van toepassing omdat het gestelde schadebrengende feit zich niet in Nederland heeft voorgedaan. Bovendien is bevoegdheid gebaseerd op artikel 5 sub 3 EEX volgens vaste rechtspraak niet grensoverschrijdend.

 


IEPT20090722, Rb Den Haag, Agfa v Xingraphics en Atece