IEPT20101222, Rb Den Haag, Solvay v Honeywell

06-01-2011 Print this page
IEPT20101222, Rb Den Haag, Solvay v Honeywell

OCTROOIRECHT – PROCESRECHT - IPR

 

Prejudiciële vragen

 

Grensoverschrijdende bevoegdheid en “onverenig-bare beslissingen” art 6(1) EEX-Vo
• Is in een situatie, waarin twee of meer vennoot-schappen uit verschillende lidstaten in een procedure aanhangig voor een gerecht van een van die lidstaten, ieder afzonderlijk worden beticht van het plegen van inbreuk op hetzelfde nationale deel van een Europees octrooi zoals dat van kracht is in weer een andere lidstaat, wegens het verrichten van voorbehouden handelingen met betrekking tot het-zelfde product, sprake van de mogelijkheid van ‘onverenigbare beslissingen’ bij afzonderlijke be-rechting, zoals bedoeld in artikel 6 (1) EEX-Vo?

 

Grensoverschrijdende bevoegdheid: gevolg exclu-sieve bevoegdheid inzake nietigheid op bevoegdheid inzake voorlopige voorziening wegens inbreuk
• 1 Is artikel 22 (4) EEX-Vo van toepassing in een procedure tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening gebaseerd op een buitenlands octrooi (zoals een voorlopig grensoverschrijdend inbreuk-verbod), indien gedaagde bij wege van verweer aanvoert dat het ingeroepen octrooi nietig is, in aanmerking genomen dat de rechter in dat geval geen definitieve beslissing neemt over de geldigheid van het ingeroepen octrooi, maar een inschatting maakt hoe de ingevolge artikel 22 (4) EEX-Vo be-voegde rechter daarover zou oordelen en de gevorderde voorlopige voorziening in de vorm van een inbreukverbod zal worden afgewezen indien naar het oordeel van de rechter een redelijke, niet te verwaarlozen kans bestaat dat het ingeroepen oc-trooi door de bevoegde rechter vernietigd zou worden?
• 2 Worden voor de toepasselijkheid van artikel 22 (4) EEX-Vo in een procedure als in voorgaande vraag bedoeld, vormvereisten gesteld aan het nie-tigheidsverweer in die zin dat artikel 22 (4) EEX-Vo alleen van toepassing is indien reeds een nietig-heidsvordering bij de ingevolge artikel 22 (4) EEX-Vo bevoegde rechter aanhangig is of binnen een – door de rechter te stellen termijn – wordt gemaakt, althans dat terzake een dagvaarding aan de octrooi-houder is of wordt uitgebracht, of volstaat het enkele opwerpen van een nietigheidsverweer en, zo ja, worden dan eisen gesteld aan de inhoud van het gevoerde verweer, in die zin dat het voldoende moet zijn onderbouwd en/of dat het voeren van het ver-weer niet moet worden aangemerkt als misbruik van procesrecht?
• 3 Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, behoudt de rechter, nadat in een procedure als in de eerste vraag bedoeld een nietigheidsverweer is aan-gevoerd, bevoegdheid ten aanzien van de inbreukvordering met als gevolg dat (indien de ei-sende partij dat wenst) de inbreukprocedure moet worden aangehouden totdat de ingevolge artikel 22 (4) EEX-Vo bevoegde rechter over de geldigheid van het ingeroepen nationale deel van het octrooi heeft beslist, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen omdat over een voor de beslissing essen-tieel verweer niet mag worden geoordeeld of verliest de rechter nadat een nietigheidsverweer is aange-voerd ook zijn bevoegdheid ten aanzien van de inbreukvordering?
• 4 Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, kan de nationale rechter zijn bevoegdheid om te oordelen over een vordering tot verkrijging van een voorlopige voorziening gebaseerd op een buiten-lands octrooi (zoals een grensoverschrijdend inbreukverbod) en waartegen bij wege van verweer wordt aangevoerd dat het ingeroepen octrooi nietig is, dan wel (in het geval geoordeeld zou worden dat toepasselijkheid van artikel 22 (4) EEX-Vo de be-voegdheid van de rechtbank om over de inbreukvraag te oordelen onverlet laat) zijn be-voegdheid om te oordelen over een verweer inhoudende dat het ingeroepen buitenlandse octrooi nietig is, ontlenen aan artikel 31 EEX-Vo?
• 5 Indien vraag 4 bevestigend wordt beantwoord, welke feiten of omstandigheden zijn dan nodig om de in r.o. 40 van het Van Uden / Deco-Line arrest bedoelde reële band tussen het voorwerp van de ge-vraagde maatregelen en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de verdragsluitende staat van de aangezochte rechter, te kunnen aanne-men

 

IEPT20101222, Rb Den Haag, Solvay v Honeywell