IEPT20110308, HvJEU, Advies inzake octrooigeschillenbeslechting

15-03-2011 Print this page
IEPT20110308, HvJEU, Advies inzake octrooigeschillenbeslechting

OCTROOIRECHT – PROCESRECHT

Voorgenomen Octrooigerecht onverenigbaar met Europees recht

 

Hof van Justitie niet de enige mogelijkheid voor één gerecht
• Artikel 262 VWEU kan niet in de weg staan aan de oprichting van het OG. Weliswaar kunnen op grond van dat artikel bepaalde van de bevoegdheden die volgens de ontwerpovereenkomst aan het OG zullen toekomen, aan het Hof worden toevertrouwd, maar de in voormeld artikel aangewezen weg is niet de enige denkbare mogelijkheid om tot één gerecht voor octrooizaken te komen.

Nieuwe gerechtelijke structuur – fundamentele elementen EU rechtsorde
• Nu de ontwerpovereenkomst in hoofdzaak een nieuwe gerechtelijke structuur vastlegt, moet om te beginnen worden herinnerd aan de fundamentele elementen van de rechtsorde en het gerechtelijk stelsel van de Unie, zoals die zijn neergelegd in de oprichtingsverdragen en nader uitgewerkt in de rechtspraak van het Hof, teneinde te beoordelen of de oprichting van het OG verenigbaar is met die elementen.

 

Octrooigerecht valt buiten kaders Unie
• Aangaande de kenmerken van het OG moet om te beginnen worden opgemerkt dat dit gerecht buiten het institutionele en gerechtelijke kader van de Unie valt. Het maakt namelijk geen deel uit van het in artikel 19, lid 1, VEU voorziene gerechtelijk stelsel. Het OG is een organisatie met eigen rechtspersoonlijkheid krachtens het volkenrecht.

 

Uitleg EU recht
• Het internationale gerecht waarop de onderhavige ontwerpovereenkomst doelt, zal daarentegen niet alleen de bepalingen van die overeenkomst gaan uitleggen en toepassen, maar ook de toekomstige verordening be-treffende het gemeenschapsoctrooi en andere instru-menten van het recht van de Unie, meer in het bijzon-der de verordeningen en richtlijnen in samenhang waarmee die verordening in voorkomend geval zal moeten worden gelezen, te weten de bepalingen betref-fende andere intellectuele-eigendomsregelingen en de regels van het VWEU op het gebied van de interne markt en het mededingingsrecht. Evenzo kan het OG worden gevraagd, een bij hem aanhangig geschil te beslechten in het licht van de grondrechten en de alge-mene beginselen van het recht van de Unie, of om de geldigheid van een handeling van de Unie te onderzoe-ken.

 

Lid-Staten kunnen procedures tussen particulieren niet toekennen aan bij internationale overeenkomst opgericht gerecht
• Het Hof is weliswaar niet bevoegd, zich uit te spreken over rechtstreekse beroepen tussen particulieren op het gebied van octrooien – daartoe zijn de rechterlijke instanties van de lidstaten bevoegd – maar deze laatste kunnen de bevoegdheid om dergelijke geschillen te beslechten niet toekennen aan een bij een internationale overeenkomst in het leven geroepen gerecht. Daardoor zou die rechterlijke instanties op het betrokken gebied hun taak worden ontnomen, het recht van de Unie als rechters van „gemeen recht” van de rechtsorde van de Unie toe te passen en daarmee de in artikel 267 VWEU voorziene mogelijkheid, zo niet in voorkomend geval de verplichting, tot prejudiciële verwijzing.
81.    De ontwerpovereenkomst voorziet in een prejudicieel mechanisme dat, binnen de werkingssfeer van die overeenkomst, de mogelijkheid tot prejudiciële verwijzing voorbehoudt aan het OG en onttrekt aan de nationale rechterlijke instanties.

 

Ontneming bevoegdheden nationale rechterlijke instanties leidt tot aantasting van bevoegdheden die essentieel zijn voor behoud van de aard van het Unie-recht
• Vastgesteld moet worden dat een beslissing van het OG die het recht van de Unie zou schenden, niet het voorwerp van een niet-nakomingsprocedure zou kunnen vormen en tot generlei vermogensrechtelijke aansprakelijkheid van een of meer lidstaten zou kunnen leiden.
• Doordat de voorgenomen overeenkomst een exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van een groot aantal beroepen van particulieren op het gebied van het gemeenschapsoctrooi en om het recht van de Unie op dat gebied uit te leggen en toe te passen, zou toekennen aan een internationaal gerecht buiten het institutionele en gerechtelijke kader van de Unie, zouden de rechterlijke instanties van de lidstaten bijgevolg hun bevoegdheden op het gebied van de uitlegging en de toepassing van het recht van de Unie worden ontnomen en het Hof zijn bevoegdheid om prejudiciële beslissingen te geven in antwoord op door die rechterlijke instanties gestelde vragen, en zouden derhalve de door de Verdragen aan de instellingen van de Unie en aan de lidstaten verleende bevoegdheden die essentieel zijn voor het behoud van de aard van het recht van de Unie, van karakter veranderen.

 

IEPT20110308, HvJEU, Advies inzake octrooigeschillenbeslechting