IEPT20110810, Rb Den Haag, Welvaarts v D-tec

21-08-2011 Print this page
IEPT20110810, Rb Den Haag, Welvaarts v D-tec

OCTROOIRECHT – PROCESVOLMACHT

 

Procesvolmacht daterend van voor procedure niet geloofwaardig
• D-tec en Kersten hebben aangevoerd dat niet geloofwaardig is dat Welvaarts en de octrooihouder op dat moment al een overeenkomst hadden gesloten over een procesvolmacht. Zij wijzen er in dit verband op dat de dagvaarding niet de heer Welvaarts, maar Welvaarts als octrooihouder vermeldt en dat de dagvaarding met geen woord rept over de gestelde “procesvolmacht”. Zoals D-tec en Kersten hebben betoogd, wijzen die feiten erop dat Welvaarts er op het moment van het aanhangig maken van de procedure van uitging dat zij zelf de rechthebbende was op het Octrooi en dat er dus geen “procesvolmacht” nodig was. Ook de heer Welvaarts moet op  dat moment in die veronderstelling hebben verkeerd omdat hij, naar Welvaarts zelf stelt, van aanvang af nauw betrokken is geweest bij de procedure.

 

Uitleg conclusie 1: suggestie c.q. onduidelijkheid opgeheven door beschrijving en tekeningen
• Voorop staat dat de tekst van conclusie 1 niet uitdrukkelijk eist dat het stijve element onderscheidbaar is van de drukkrachtindicator. Voor zover het gebruik van de term  “verbonden” zou suggereren dat het stijve element onderscheidbaar dient te zijn, althans onduidelijkheid zou creëren, wordt die suggestie – en daarmee de eventuele onduidelijkheid – voldoende weggenomen door de beschrijving en tekeningen.

 

Beperkte uitleg conclusie 1 niet ondersteund door verleningsdossier
• Het betoog van D-tec en Kersten dat haar beperkte uitleg van conclusie 1 zou worden ondersteund door het verleningsdossier is ongegrond. […]. Die verleningsgeschiedenis zegt echter niets over de uitleg van   het kenmerk “een met de drukkrachtindicator verbonden stijf element”, laat staan dat daaruit de door D-tec en Kersten voorgestane beperkte uitleg van dat kenmerk zou volgen.

 

Beroep op rechtsverwerking: afhankelijk van bewijs
• Wat betreft de positie van Kersten overweegt de rechtbank, eveneens ten overvloede, dat het beroep van Kersten op rechtsverwerking zou slagen indien Kersten de juistheid zou bewijzen van haar stelling dat de directeur van Welvaarts tijdens een bespreking op 23 juni 2008 uitdrukkelijk heeft verklaard dat Welvaarts de vervaardiging en verhandeling door Kersten van het rubberen blok niet als inbreukmakend beschouwt.

 

IEPT20110810, Rb Den Haag, Welvaarts v D-tec