IEPT20111004, Rb Den Haag, PTC v APE

24-10-2011 Print this page
IEPT20111004, Rb Den Haag, PTC v APE

OCTROOIRECHT – PROCESRECHT

 

Grensoverschrijdende bevoegdheid octrooi-inbreuk in kort geding aangenomen, ook bij nietigheidsverweer
• Deze rechtbank heeft bij vonnis van 22 december 2010 (LJN BP6970 (Solvay/Honeywell)) een preju-diciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de exclusieve bevoegdheidsregel van artikel 22 lid 4 EEX-verordening in verband met de bevoegdheid tot het treffen van een provisio-nele maatregel (aldaar aanhangig met zaaknummer C-616/10). Zolang het Hof van Justitie niet anders heeft beslist, is er evenwel nog steeds vanuit te gaan dat er in kort geding grensoverschrijdende bevoegdheid kan worden aangenomen, ook al is er sprake van een nietigheidsverweer (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage 12 juli 2011, LJN BR1364 (Yellow Page/Yell)).

 

Inbreuk trilinrichtingen aangenomen
• De slotsom is dat geen van de door APE gevoerde niet-inbreukverweren slaagt. PTC heeft uitvoerig toegelicht dat en waarom de inrichtingen van APE USA ook voldoen aan de overige (deel)kenmerken van conclusie 1. In het licht daarvan en van hetgeen blijkt uit de handleidingen, is dat door APE onvol-doende gemotiveerd bestreden. De trilinrichtingen van APE USA vallen naar voorlopig oordeel dan ook onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP 056.

 

Geen grensoverschrijdend verbod wegens ontbreken buitenlandse validaties
• PTC heeft een grensoverschrijdend inbreukverbod gevorderd, maar de voorzieningenrechter zal het inbreukverbod beperken tot Nederland. Toewij-zing van het verbod voor andere landen dan Neder-land kan alleen al niet geschieden omdat PTC heeft nagelaten validaties van het octrooi voor de betref-fende landen over te leggen. Mede gelet hierop is naar voorlopig oordeel onvoldoende gesteld omtrent de geldigheid en de mogelijk afwijkende conclusies van de parallelle octrooien in de betreffende landen.

 

IEPT20111004, Rb Den Haag, PTC v APE