IEPT20111108, Hof Den Bosch, UNIE KBO v KBO Brabant

20-11-2011 Print this page
IEPT20111108, Hof Den Bosch, UNIE KBO v KBO Brabant

ONGEOORLOOFDE CONCURRENTIE

 

Geen statutaire regeling inzake concurrentie na uittreden
• Naar het voorshands oordeel van het hof kan een concrete gedragsnorm voor Unie KBO om zich in de onderhavige situatie – kort gezegd - van concurren-tie met de regionale KBO’s te onthouden evenmin uit de statuten van Unie KBO worden afgeleid, waar deze bepalen dat de Unie KBO de regionale KBO’s als leden kent, en zij zich het ondersteunen van die regionale KBO’s tot doel stelt, of waar deze statuten in de preambule bepalen dat de unie enerzijds en haar leden anderzijds elkaars eigenheid en zelfstan-digheid erkennen en elkaars beginselen eerbiedigen.

 

Rekening houden met gerechtvaardigde belangen uitgetreden ex-lid
• Als uitgangspunt moet immers worden genomen dat het uittreden van KBO Brabant Unie KBO niet heeft ontslagen van de verplichting om - binnen de grenzen van het redelijke - rekening te (blijven) houden met de gerechtvaardigde belangen van haar (ex-)lid KBO Brabant, mede gelet op de lidmaat-schapsverhouding die gedurende vele jaren, tot en met 31 december 2010 heeft bestaan. Dit geldt naar het voorshands oordeel van het hof niet alleen voor de periode waarin dit lidmaatschap voortduurde, maar ook gedurende enige tijd na beëindiging van dit lidmaatschap.

 

Onvoldoende concrete feiten en omstandigheden voor onrechtmatig handelen
• Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft KBO Brabant evenwel onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat Unie KBO, gelet op alle overige belangen en gelet op de omstandig-heden van het geval, met de belangen van KBO Brabant onvoldoende rekening heeft gehouden. Dit blijkt niet, althans niet zonder meer uit het enkele feit dat Unie KBO de belangen van KBO Brabant niet boven haar eigen belangen heeft laten prevaleren, door te handelen zoals zij heeft gedaan.
• Naar het voorshands oordeel van het hof heeft Unie KBO de door haar gestelde belangen bij het houden van wervingsacties voldoende aannemelijk gemaakt, voor zover die belangen al door KBO Brabant voldoende gemotiveerd zijn betwist. Dit brengt mee dat de stelling van KBO Brabant dat Unie KBO de gewraakte wervingsacties uitsluitend heeft ondernomen om KBO Brabant tegen te werken en uit de markt te drukken, als voorshands on-voldoende aannemelijk wordt verworpen.

 

Geen gebod inzake verwarring; verwarring aan beide partijen te verwijten
• Het hof onderkent het belang van de leden van KBO Brabant bij een niet verwarrende eenduidige informatievoorziening, doch het hof is voorshands van oordeel dat een mogelijke verwarring en onrust die omtrent de periode na 1 januari 2011 is ontstaan niet slechts aan Unie KBO is toe te schrijven. In be-langrijke mate was de verwarring – naar het voors-hands oordeel van het hof - reeds gegeven met de uittreding door KBO Brabant.


Geen verbod op ledenwerving
• De conclusie uit het voorgaande luidt dat het door Unie KBO gevorderde verbod om in Noord- Brabant leden, donateurs of abonnementhouders te werven en/of goederen en/of diensten aan te bieden (r.o. 4.3.1 sub i), niet toewijsbaar is.

 

IEPT20111108, Hof Den Bosch, UNIE KBO v KBO Brabant