IEPT20111130, Rb Utrecht, Kruyder v Charmag

26-12-2011 Print this page
IEPT20111130, Rb Utrecht, Kruyder v Charmag

OCTROOIRECHT

 

Deskundigengericht licentievergoeding – waardering octrooien; bijkomend juridisch oordeel
• De rechtbank stelt voorop dat de opdracht aan de deskundige inhield dat hij op basis van zijn ervaring met de waardering van octrooien een antwoord gaf op de door de rechtbank gestelde vragen. Voor zover daarbij een juridisch oordeel vereist was, maakte dit geen onderdeel uit van de opdracht. Uit het deskundigenrapport leidt de rechtbank af dat voor zover de deskundige al een juridische analyse heeft gegeven, deze veelal van bijkomende aard was, zodat deze niet van doorslaggevende betekenis is geweest voor de uitkomst van het deskundigenonderzoek. Voor zover dat anders is, zal de rechtbank de passages van het deskundigenbericht waarin de deskundige een juridisch oordeel geeft, bij de be-oordeling van het rapport buiten beschouwing laten (zie onder meer overweging 2.21 hierna).

 

Licentievergoeding op basis van verkoopwaarde af fabriek - risico winstmanipulatie
• De deskundige heeft gekozen voor de verkoop-waarde per product als basis voor de licentiever-goeding, omdat bij de keuze voor winst als grondslag het risico bestaat op manipulatie van deze winst. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit oordeel van de deskundige ook voor het onderhavige geval, waarin de licentievergoeding over een reeds afgesloten periode moet worden berekend, omdat het in deze gaat om de beoordeling van wat partijen zouden hebben afgesproken ten tijde van het aanvangen van de verkoop van de betreffende producten. Op dat moment was het risico van ma-nipulatie van winstcijfers aanwezig, zodat aanneme-lijk is dat Kruyder op dat moment niet zou hebben ingestemd met een licentievergoeding die is geba-seerd op gerealiseerde winst.

 

maximaal 5% als gebruikelijk percentage; nadere vragen i.v.m. gezamenlijk houderschap en bijdrage van partijen
• De rechtbank zal de deskundige dan ook vragen om een aanvullend deskundigenbericht uit te brengen waarin hij nader preciseert welk percentage als een redelijk percentage voor de onderhavige producten moet worden aangemerkt, en waarin hij ingaat op de door Charmag aangedragen aandachtspunten, voor zover hij van oordeel is dat deze een rol zouden hebben kunnen spelen in het geval dat partijen bij de aanvang van verkoop van de geoctrooieerde producten (wel) een concrete licentievergoeding zouden zijn overeengekomen. Vragen 3 en 5: aanpassing gebruikelijk percentage in verband met het gezamenlijke houderschap van de octrooien en de bijdrage van partijen aan de octrooien?

 

GEMEENSCHAP

 

Deelgenoten gemeenschappelijk octrooi: ieder 50% van de kosten octrooiprocedure
• Uit het ontbreken van een beperking in de af-spraak met betrekking tot de kostenverdeling en voormeld wettelijk systeem leidt de rechtbank af dat Charmag ook voor 50% dient bij te dragen aan kos-ten die zonder haar toestemming zijn gemaakt in een procedure met betrekking tot de gezamenlijke octrooien. Dit betekent dat de vordering van Kruy-der tot het betalen van een bijdrage in de kosten van de octrooiprocedure toewijsbaar is tot het bedrag dat voortvloeit uit overweging 4.22 van het tussenvonnis van 10 februari 2010, derhalve tot een bedrag van € 19.025,46 (€ 25.933,31 - € 6.907,85).

 

IEPT20111130, Rb Utrecht, Kruyder v Charmag