IEPT20120507, Rb Den Haag, BP v Shell

28-05-2012 Print this page
IEPT20120507, Rb Den Haag, BP v Shell

MERKENRECHT - PROCESRECHT
 
Grensoverschrijdende bevoegdheid van Nederlandse rechter aangenomen op grond van artikel 6 EEX
• Als geen bevoegdheid op basis van artikel 6 EEX-Vo zou worden aangenomen, zou dat betekenen dat eerst de Nederlandse rechter (voor de Nederlandse gedaagden) en vervolgens de eventueel aangezochte Engelse rechter (voor Royal Dutch Shell) voor de gehele EU zouden moeten beoordelen of hetzelfde teken inbreuk maakt volgens de GMVo op hetzelfde gemeenschapsmerk. Zulks terwijl de Nederlandse rechter in elk geval bevoegdheid heeft voor wat betreft het Nederlandse territoir ingevolge artikelen 97 lid 5 en 98 lid 2 GMVo. Duidelijk moge zijn dat die situatie onwenselijk is en tot onverenigbare beslissingen aanleiding kan geven (vgl. AG P. Cruz Villalón, 29 maart 2012, C-616/10, Solvay/Honeywell, nummers 23-27).

 

Voorzieningenrechter ook bevoegd tot afgeven van pan-europees verbod
• Hierbij komt dat een andere lezing van artikel 103 lid 2 GMVo tot de ongerijmde consequentie zou leiden dat de voorzieningenrechter niet, maar de rechtbank als bodemrechter wel, bevoegd zou zijn tot het afgeven van een pan-europees verbod. Het HvJ EU heeft in het kader van artikel 24 EEXVerdrag  (31 EEX-Vo, hier niet rechtstreeks van toepassing ingevolge 94 lid 2 GMVo) reeds overwogen dat de rechter die volgens de bevoegdheidsregels van onder andere artikel 6 EEX-Vo bevoegd is, tevens bevoegd is voorlopige en beschermende maatregelen te treffen.

 

Geen spoedeisend belang; gezien de onthoudingsverklaring van Shell en gerede kans dat het merk van BP ongeldig zal worden verklaard vanwege beschrijvende karakter


IEPT20120507, Rb Den Haag, BP v Shell