Gebruik politie kenmerken in dramaserie geen inbreuk op auteurs- en merkrechten

15-04-2013 Print this page
IEPT20130410, Rb Amsterdam, Politie huisstijl
(Met dank aan Bas Le Poole en Anne Bekema, Houthoff Buruma)

Geldige reden voor gebruik echte politie-uniformen en auto’s en beeldmerken in dramaseries. Geen reëel verwarringsgevaar of risico voor reputatie of imagoschade. Rol Staat als de facto monopolist: gevraagde actieve bemoeienis met inhoud staat op gespannen voet met censuurverbod. Geen rangorde tussen vrijheid van informatie en intellectuele eigendom.

AUTEURSRECHT - MERKENRECHT – VRIJHEID VAN INFORMATIE

Geen rangorde tussen vrijheid van informatie en intellectuele eigendom
• Er bestaat geen rangorde in de genoemde – in beginsel gelijkwaardige – rechten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt het er in dit geding dan ook op neer dat op grond van alle relevante omstandigheden van het geval een belangenafweging moet worden gemaakt.

Geldige reden voor gebruik echte politie-uniformen en auto’s en beeldmerken Staat in dramaseries
• Het televisiekijkend publiek is eraan gewend dat de politie er in dramaseries precies zo uitziet als de echte politie. Dit heeft tot gevolg dat een producent van een dramaserie een geldige reden heeft om gebruik te maken van politie-uniformen en politieauto’s die zijn voorzien van de ‘echte’ beeldmerken van de Staat.
Het verweer van de Staat dat iedere producent over een weinig bezwarend alternatief beschikt (nepuniformen, nepauto’s), gaat daarmee niet op. De kijker zal dat als niet echt ervaren en raar, amateuristisch of zelfs belachelijk vinden.

Rol Staat als de facto monopolist
• gevraagde actieve bemoeienis met inhoud staat op gespannen voet met censuurverbod
De facto heeft de Staat bij deze stand van zaken (als monopolist van politiediensten) een machtsmiddel in handen, te meer daar ter zitting is gebleken dat een televisieproducent de desbetreffende uniformen en auto’s alleen kan huren bij bepaalde verhuurbedrijven die hiervoor een vergunning hebben van de Staat en te meer daar een dergelijk verhuurbedrijf pas overgaat tot verhuur aan een individuele televisieproducent indien die producent kan aantonen dat hij voor zijn dramaserie toestemming van het IFV heeft verkregen. Er is dan ook sprake van een gesloten systeem. Tezamen met de actieve rol die de Staat en het IFV zichzelf toekennen, welke rol neerkomt op een verregaande bemoeienis vooraf met de inhoud van het script van een nog uit te zenden dramaserie, komt dit op gespannen voet te staan met artikel 7 van de Grondwet (het verbod op censuur). Dat het televisieproducenten niet verplicht wordt gesteld voorafgaande toestemming te vragen en zij ook zonder die toestemming tot uitzending kunnen overgaan, zoals de Staat en het IFV hebben betoogd, doet aan dit oordeel niet af. In de eerste plaats zal dit vanwege de voornoemde rol van de verhuurbedrijven betekenen dat zij de benodigde materialen niet kunnen huren, maar die tegen hoge(re) kosten zelf moeten laten (na)maken. Verder wordt verwezen naar de onder 2.8 van dit vonnis weergegeven sommatie van het IFV aan IDTV Drama. Het achteraf dreigen met juridische procedures en de daarmee verband houdende kosten, kan televisieproducenten in de toekomst dwingen vooraf toestemming te vragen.

Geen reel verwarringsgevaar of risico voor reputatie of imagoschade
• De voorzieningenrechter acht het verder van belang dat verwarringsgevaar (nagenoeg) kan worden uitgesloten omdat Dokter Tinus een dramaserie is voor televisie en iedere kijker weet dat de politieagent die in die serie voorkomt niet echt is maar gespeeld. Ook gebeurtenissen zijn niet echt maar gespeeld. Er is sprake van fictie. Het publiek zal zich hiervan in het algemeen bewust zijn. Imago- of reputatieschade bij de politie kan om dezelfde redenen evenmin snel worden aangenomen. Het gedrag (of eventueel wangedrag) van ‘de politie’ in een televisieserie zal niet op het conto van de ‘echte’ politie worden geschreven. Weliswaar kan niet geheel worden uitgesloten dat de beeldvorming in een dramaserie (enige) invloed kan hebben op het imago of de reputatie van de ‘echte’ politie, maar nu sprake is van fictie is voorshands niet aannemelijk dat die invloed groot is.

IEPT20130410, Rb Amsterdam, Politie huisstijl