Gemeente Groningen mag kunstwerk "een virtuele Boteringepoort" verwijderen

22-11-2013 Print this page
IEPT20131112, Hof Arnhem-Leeuwarden, Gemeente Groningen

Geen misbruik van recht door vernietiging auteursrechtelijk beschermd werk: Bij verwijdering uniek werk dient de eigenaar aan te tonen dat voor de verwijdering een gegronde reden bestaat.Van doorslaggevend belang is dat de Gemeente zich voldoende heeft ingespannen om het werk te behouden

AUTEURSRECHT - MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID

Vervolg op IEPT20130517 (vzr). Geïntimeerde heeft in opdracht van de Gemeente Groningen het kunstwerk “een virtuele Boteringepoort”, bestaande uit twee muurornamenten met neonglas lichtbogen, vier spotlights en lichtgoten, ontworpen. Het kunstwerk heeft van meet af aan niet goed gefunctioneerd en is tot op de dag van vandaag niet meer volledig operationeel, zodat de Gemeente had besloten het kunstwerk te verwijderen. De voorzieningenrechter heeft echter het verbod op verwijdering/vernietiging en gebod tot herstel toegewezen en de Gemeente op grond van artikel 1019h Rv in de volledige proceskosten veroordeeld. De hiertegen gerichte grieven van de Gemeente slagen en het bestreden vonnis wordt vernietigd.

Het hof bevestigt dat de verwijdering van een auteursrechtelijk beschermd werk niet kan worden aangemerkt als aantasting daarvan in de zin van artikel 25(1)(d) Aw. De vraag of de Gemeente mag overgaan tot verwijdering, dient daarom te worden beantwoord aan de hand van het criterium misbruik van recht (artikel 3:13 lid 2 BW). Het gaat er in casu om of de belangen van geïntimeerde dermate onevenredig worden geschaad dat de Gemeente haar bevoegdheid om het werk te verwijderen in redelijkheid niet mag uitoefenen. Hierbij geldt volgens de Wavin-uitspraak dat de eigenaar van het werk moet aantonen dat voor verwijdering een gegronde reden bestaat, nu het gaat om een uniek werk.

Gelet op de belangen van geïntimeerde bij behoud van zijn werk, de omstandigheid dat het werk voor die plek is gemaakt en het publiek belang dat daarmee is gediend, is voor de bedoelde belangenafweging van doorslaggevend belang of de Gemeente zich voldoende heeft ingespannen om het werk te behouden. Naar het voorlopig oordeel van het hof moet die vraag bevestigend beantwoord worden; uit de overgelegde stukken blijkt dat de Gemeente veelvuldig in actie is gekomen om het kunstwerk in goed werkende staat te krijgen en te houden en dat zij een substantieel bedrag aan onderhouds- en/of herstelkosten heeft besteed. De Gemeente heeft voorts aannemelijk gemaakt dat de eenmalige investeringskosten om het kunstwerk weer volledig werkend te krijgen en de jaarlijks terugkerende onderhoudskosten aanzienlijk hoger zijn dan de realisatiekosten van het kunstwerk.

Onder die omstandigheden kan van de Gemeente dan ook niet worden verwacht dat zij het kunstwerk in stand houdt, zodat er voor verwijdering van het werk een gegronde reden bestaat. Door verwijdering van het werk en indachtig het aanbod van de Gemeente om het kunstwerk aan geïntimeerde terug te geven en te laten documenteren, maakt de Gemeente dan ook geen misbruik van haar bevoegdheid. De stelling van geïntimeerde dat door nalatigheid en onkunde van de zijde van de Gemeente het kunstwerk lange tijd niet in goede staat heeft gefunctioneerd waardoor zijn persoonlijkheidsrechten ernstig zijn aangetast hetgeen onrechtmatig is jegens hem, vindt geen steun in de feiten. Niet aannemelijk is gemaakt dat het niet goed functioneren te wijten is aan de Gemeente. Het hof komt voorts tot oordeel dat het hier geen procedure betreft zoals bedoeld in artikel 1019h Rv: de procedure is gericht op misbruik van bevoegdheid van een eigenaar. Dit geldt grotendeels ook voor de procedure in eerste aanleg, zodat geïntimeerde als de verliezende partij krachtens artikel 237 Rv in de kosten van beide procedures wordt veroordeeld en het reeds op de voet van 1019h Rv ontvangen bedrag van € 9.982,15 moet terugbetalen.

IEPT20131112, Hof Arnhem-Leeuwarden, Gemeente Groningen