Prejudiciële vragen over merkinbreuk bij goederen die zich onder een accijnsschorsingsregeling bevinden

23-07-2014 Print this page
IEPT20140722, Hof Den Haag, Mevi v Bacardi

(Met dank aan: Mark Tsoutsanis en Paul Wezelenburg, RWV advocaten, Gerard van der Wal, Houthoff en Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen)

Prejudiciële vragen over of bij goederen die zich onder een accijnsschorsingsregeling bevinden sprake is van “gebruik (van het teken) in het economisch verkeer” dat door de merkhouder kan worden verboden op grond van artikel 5(1) Merkenrichtlijn.

 

MERKENRECHT

 

Hoger beroep tegen IEPT20081119 (rb). Zie ook IEPT20100818 (rb) en IEPT20121030 (tussenarrest). Van Caem heeft zich in IEPT20130514 (voegingsincident) gevoegd aan de zijde van Mevi. Bacardi heeft in 2006 op meerdere bij Mevi – een onderneming die zich bezig houdt met opslag en overslag van goederen en die beschikt over een vergunning tot beheer van een douane-entrepot en tot beheer van een accijnsgoederenplaats (AGP) – opgeslagen partijen oorspronkelijke (echte) Bacardi-producten beslag gelegd. Hieronder bevonden zich producten die op verzoek van Van Caem waren bij Mevi waren opgeslagen.  In IEPT20081119 is kortgezegd bepaald dat Mevi onrechtmatig de flescodes van een groot aantal in opslag gehouden flessen heeft verwijderd en dat inbreuk op merkenrecht is gemaakt en geen sprake is van uitputting. In de onderhavige zaak speelt de vraag of goederen met AGP-status in merkenrechtelijke zin zijn ingevoerd en ter zake sprake is van merkinbreuk. In het IEPT20121030 heeft het hof voorgesteld hierover prejudiciële vragen te stellen en heeft het hof partijen gelegenheid gegeven om zich over de voorgestelde prejudiciële vragen uit te laten. Naar aanleiding van de opmerkingen worden de volgende prejudiciële vragen gesteld en wordt de zaak aangehouden.

 

1. Wanneer, onder de omstandigheden als in deze zaak aan de orde, dergelijke goederen vervolgens worden geplaatst onder een accijnsschorsingsregeling moeten zij dan worden aangemerkt als ingevoerd in de zin van artikel 5, lid 3, sub c, van Richtlijn 89/ I04/EEG (thans Richtlijn 2008/195/EG), aldus dat sprake is van ''gebruik (van het teken) in het economisch verkeer" dat door de merkhouder kan worden verboden op grond van artikel 5, lid I, van genoemde richtlijn?

 

2. Wanneer vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, heeft dan te gelden dat, onder de omstandigheden als in deze zaak aan de orde, de enkele aanwezigheid in een lidstaat van dergelijke goederen (die zijn geplaatst onder een accijnsschorsingsregeling in die lidstaat) geen afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk, zodat de merkhouder die zich beroept op nationale merkrechten in die lidstaat zich niet kan verzetten tegen die aanwezigheid?

 

IEPT20140722, Hof Den Haag, Mevi v Bacardi

(kopie origineel arrest)

Zie ook de verwijzingsuitspraak.