Geen verwijzing naar kantonrechter: geen agentuur-overeenkomst tussen kunstenaar en galerie

25-08-2014 Print this page
IEPT20140820, Rb Oost-Brabant, Priveekollektie
(Met dank aan Bjorn Schipper, Schipper Legal)

Incidentele vordering tot verwijzing naar kantonrechter afgewezen: geen grond om tot voorlopig oordeel te kunnen komen dat sprake is van agentuurovereenkomst tussen partijen.

PROCESRECHT - OVEREENKOMST

Vonnis in incident. In de hoofdzaak is aan de orde de afwikkeling van de rechtsverhouding die sinds medio 2008 tussen partijen, een Duitse kunstenaar en een Nederlandse kunstgalerie, heeft bestaan. In het incident stelt de galerie dat deze rechtsverhouding moet worden gekwalificeerd als een agentuurovereenkomst in de zin van artikel 7:428 e.v. BW, zodat het geschil tussen partijen moet worden voorgelegd aan de kantonrechter. De rechtbank stelt allereerst vast dat het hier geen bevoegdheidskwestie betreft, maar een kwestie van interne verwijzing naar de kamer voor kantonzaken op de voet van artikel 71(2) Rv. Voor zover voor de beantwoording van de vraag of de zaak naar de kantonrechter moet worden verwezen het onderwerp van het geschil bepalend is, geschiedt deze beantwoording volgens artikel 71(3) Rv aan de hand van een voorlopig oordeel hierover.

De rechtbank overweegt dat uit de uitlatingen en gedragingen van partijen over en weer niet kan worden afgeleid dat partijen het sluiten van een agentuurovereenkomst voor ogen hadden. Gelet hierop en op de gemotiveerde stelling van de kunstenaar dat hij geen opdracht heeft verleend, is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is om tot het voorlopig oordeel te kunnen komen dat er sprake is van een agentuurovereenkomst, zodat de incidentele vordering dient te worden afgewezen. Blijkens de MvT wordt door uit te gaan van een voorlopig oordeel voorkomen dat over de voorvraag van verwijzing te lang dient te worden geprocedeerd. Het is om die reden dat een nader onderzoek naar de feitelijk bestaand hebbende rechtsverhouding tussen partijen buiten het bestek van deze incidentele procedure valt.

IEPT20140820, Rb Oost-Brabant, Priveekollektie