Octrooihouder kan zich niet verzetten tegen parallelimport voordat voornemen hiertoe kenbaar is gemaakt

12-02-2015 Print this page
IEPT20150212, HvJEU, Merck v Sigma

Houder octrooi of ABC niet verplicht zijn voornemen om zich tegen de voorgenomen invoer te verzetten kenbaar te maken voordat hij zich op zijn rechten uit de eerste alinea van specifiek mechanisme uit Toetredingsakte 2003 beroept. Tweede alinea van specifiek mechanisme verhindert de houder van een octrooi of ABC om zich tegen parallelimport van geneesmiddelen die zijn ingevoerd en op de markt gebracht te verzetten voordat zijn voornemen hiertoe kenbaar is gemaakt. Kennisgeving van voornemen tot invoer moet worden gericht aan houder octrooi of ABC: elke persoon die wettig over de aan de houder van het octrooi of het ABC verleende rechten beschikt. Persoon die betrokken geneesmiddel wil invoeren niet verplicht om zelf hiervan kennis te geven aan houder octrooi of ABC, mits hij in de kennisgeving duidelijk kan worden geïdentificeerd.

 

OTROOIRECHT - ABC

 

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van het specifiek mechanisme uit de Toetredingsakte 2003. Merck is houdster van een octrooi voor “montelukast”, de werkzame stof van Singulair. Een met Sigma verbonden onderneming (Pharma XL) heeft Merck in kennis gesteld van haar voornemen om in het Verenigd Koninkrijk Singulair in doseringen van 5mg en 10mg uit Polen in te voeren. Dit heeft zij driemaal gedaan, waarna zij is begonnen met de invoer. Later heeft Merck laten weten aan Pharma XL dat zij zich tegen de parallelimpirt van Singulair verzet, waarna de invoer is stopgezet. De Engelse Court of Appeal vraagt zich onder meer af of de houder van een octrooi of ABC zich slechts kan beroepen op het specifieke mechanisme, indien hij vooraf zijn voornemen om zich tegenover de invoer te verzetten kenbaar heeft gemaakt.

 

Antwoord eerste en tweede vraag

Gelet op een en ander moet op de eerste en de tweede vraag worden geantwoord dat de tweede alinea van het specifiek mechanisme aldus moet worden uitgelegd dat zij de houder van een octrooi of een ABC of zijn begunstigde niet verplicht zijn voornemen om zich tegen een voorgenomen invoer te verzetten, kenbaar te maken voordat hij zich op zijn rechten krachtens de eerste alinea van dat mechanisme beroept. Indien die houder of zijn begunstigde er echter van afziet om een dergelijk voornemen kenbaar te maken binnen de in de tweede alinea van dat mechanisme neergelegde wachttermijn van een maand, kan de persoon die het geneesmiddel wil invoeren, bij de bevoegde autoriteiten rechtmatig een vergunning voor de invoer van dat product aanvragen en het, in voorkomend geval, invoeren en op de markt brengen. Het specifiek mechanisme verhindert die houder of zijn begunstigde dus om zich op zijn rechten krachtens de eerste alinea van dat mechanisme te beroepen ten aanzien van geneesmiddelen die zijn ingevoerd en op de markt gebracht voordat dat voornemen kenbaar is gemaakt.

 

Antwoord vierde vraag

Bijgevolg moet op de vierde vraag worden geantwoord dat de tweede alinea van het specifiek mechanisme aldus moet worden uitgelegd dat de kennisgeving moet worden gericht aan de houder van het octrooi of het ABC of zijn begunstigde, waarmee elke persoon wordt bedoeld die wettig over de aan de houder van het octrooi of het ABC verleende rechten beschikt.

 

Antwoord derde vraag

Bijgevolg moet op de derde vraag worden geantwoord dat de tweede alinea van het specifiek mechanisme aldus moet worden uitgelegd dat die bepaling de persoon die het betrokken geneesmiddel wil invoeren of op de markt brengen niet verplicht zelf kennis te geven, mits hij in die kennisgeving duidelijk kan worden geïdentificeerd.


IEPT20150212, HvJEU, Merck v Sigma
 

(curia.europa.eu-versie)