Gedwongen tijdelijke voortzetting dienstverlening betekent niet dat curatoren overeenkomst gestand hebben gedaan

27-07-2015 Print this page
IEPT20150304, Rb Rotterdam, Ctac v curatoren Free Record Shop

Gebod aan Ctac om na faillissement dienstverlening aan Free Record Shop tijdelijk voor te zetten betekent niet dat overeenkomst door curatoren gestand is gedaan: redelijke termijn artikel 37 Fw niet verstreken.

 

FAILLISSEMENT
 

Free Record Shop en Ctac hebben op 30 augustus 2010 een service-overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn vastgelegd met betrekking tot o.a. SAP hosting en technisch beheer. Free Record Shop is bij vonnis van 28 mei 2013 in staat van faillissement verklaard. Op de dag van faillissementverklaring heeft Ctac aan de curatoren geschreven de overeenkomst op te zeggen en in overleg te willen treden. Uiteindelijk hebben de curatoren een kort geding gestart tegen Ctac. De voorzieningenrechter heeft Ctac bevolen tijdens de afkoelingsperiode de dienstverlening voort te zetten, onder voorwaarde dat de curatoren aan Ctac €  46.500 betaalden. Ctac stelt dat nu zij op vordering van de curatoren (gedwongen) uitvoering is blijven geven aan de overeenkomst, de curatoren hiermee de overeenkomst gestand hebben gedaan. Ctac daarom betaling van €  451.191,60, € 234.112,12 en € 990,48. De vorderingen worden afgewezen.

 

De rechtbank overweegt dat het systeem van de Faillissementswet de opstelling van Ctac in beginsel toe laat. Ctac mocht de overeenkomst beëindigen, en voortzetting van de overeenkomst afhankelijk stellen van betaling door Curatoren van pre-faillissementsschulden. Daaraan doet niet af dat Ctac een dwangcrediteur was, omdat slechts voor nutsbedrijven, op grond van artikel 37b Fw, een wettelijke uitzondering geldt, zodat ze geen beroep op artikel 37 kunnen doen. De curatoren moeten daarom in beginsel binnen een redelijke termijn kiezen om de overeenkomst na te komen in het belang van de boedel of om van die voortzetting af te zien.

 

De rechtbank stelt er de afgelopen jaren de nodige ontwikkelingen geweest, waardoor ondernemingen, zoals in dit geval Ctac, in de praktijk een dwangpositie jegens contractspartners kunnen verwerven die minstens even ingrijpend is als die van nutsbedrijven. Zonder hun medewerking is soms per direct geen enkele bedrijfsactiviteit meer mogelijk. In het voorontwerp van de insolventiewet was daarom de regeling van artikel 37b Fw uitgebreid tot overeenkomsten tot het ter beschikking stellen van goederen of verlenen van diensten benodigd voor de voortzetting van de door de schuldenaar gedreven onderneming. De rechtbank oordeelt dat

gelet op de wederzijdse belangen van Ctac en de boedel, de redelijke termijn in het onderhavige geval niet is verstreken in de periode dat Ctac de dienstverlening tijdens de afkoelingsperiode (gedwongen) voortzette.

 

IEPT20150304, Rb Rotterdam, Ctac v curatoren Free Record Shop

 

(ECLI-versie)