Schadestaatprocedure zelfstandige procedure die is ingesteld na inwerkingtreding artikel 1019h Rv

16-04-2015 Print this page
IEPT20150415, Rb Den Haag, Fikszo v Stokke
(Met dank aan Tobias Cohen Jehoram en Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek)

Artikel 1019h Rv van toepassing op onderhavige procedure: schadestaatprocedure moet als zelfstandige procedure worden aangemerkt en niet als voortzetting van inbreukprocedure. Toepassing artikel 1019h Rv niet in strijd met rechtszekerheid: Fikszo heeft de schadestaatprocedure zelf aangebracht, terwijl artikel 1019h Rv al in werking was getreden. Proceskosten voldoende gespecificeerd: akte met juiste kostenspecificatie wordt toegelaten.

 

SCHADESTAATPROCEDURE - PROCESRECHT

 

Schadestaatprocedure inzake het vonnis van 7 februari 2007 (IEPT20070207), waarin is geoordeeld dat Fikszo met de Bambino geen inbreuk maakte op de auteursrechten van Stokke en Stokke onder meer is veroordeeld om aan Fikszo schade te vergoeden nader op te maken bij staat, vanwege onrechtmatig handelen door Stokke. In hoger beroep (IEPT20090630, tussenarrest en IEPT20101005, eindarrest) is het vonnis vernietigd en is geoordeeld dat de Bambino wel inbreuk maakte op de auteursrechten van Stokke. Ook is de vordering tot schadevergoeding alsnog afgewezen. De Hoge Raad (IEPT20130412) heeft het tussenarrest en eindarrest van het hof in stand gelaten.

 

Nu het eindarrest van het hof van 5 oktober 2010 (IEPT20101005) in kracht van gewijsde is gegaan is de grondslag van de vordering van Fikszo in deze schadestaatprocedure ontvallen, hetgeen overigens ook niet door Fikszo is bestreden. De vordering van Fikszo wordt derhalve afgewezen. Fikszo wordt veroordeeld in de proceskosten. Tussen partijen is echter in het geschil op welke voet deze moeten worden begroot. Stokke heeft op voet van artikel 1019h Rv een vergoeding van €  26.776,50 gevorderd.

 

De rechtbank oordeelt dat artikel 1019h Rv op de onderhavige procedure van toepassing is en gaat niet mee met het verweer van Fikszo dat de schadestaat een voortzetting vormt van de inbreukprocedure, waarvan de dagvaarding in 2004 is uitgebracht, hetgeen ruim voor de inwerkingtreding van artikel 1019h Rv is. De rechtbank overweegt dat de schadestaatprocedure voor de proceskostenbeslissing op grond van artikel 237 Rv als zelfstandige procedure moet worden aangemerkt. De belangrijkste reden daarvoor is dat in een aansprakelijkheidsprocedure waarin wordt verwezen naar een schadestaatprocedure al een proceskostenveroordeling wordt uitgesproken. Het vonnis waarin dat is gedaan vormt een eindvonnis in de zin van artikel 237(2) Rv. In een schadestaatprocedure wordt een aparte proceskostenbeslissing genomen, waarbij ook een andere partij in de proceskosten kan worden veroordeeld dan de partij die in de aansprakelijkheidsprocedure waarop wordt voortgebouwd is veroordeeld. Uit het feit dat de proceskostenbeslissing als aparte procedure moet worden aangemerkt, volgt dat dat ook geldt voor de wijze voor de begroting van de kosten. Artikel 1019h Rv vormt een lex specialis ten opzichte van artikel 237 Rv met betrekking tot de wijze van begroting. Het voorgaande geldt daarom eveneens bij procedures die dienen ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019h Rv.

 

Het verweer dat toepassing van artikel 1019h Rv in strijd is met de rechtszekerheid slaagt niet. Fikszo heeft de schadestaatprocedure zelf aangebracht, terwijl op het moment van betekening van de schadestaat artikel 1019h Rv al in werking was getreden. Fikszo wijst er zelf op dat er geen overgangsrecht bestond, waardoor het voor Fikszo duidelijk moet zijn geweest dat artikel 1019h Rv directe werking had. Ze had er dan ook rekening mee moeten houden dat er in de schadestaatprocedure een proceskostenveroordeling op voet van artikel 1019h Rb zou worden uitgesproken.

 

Hoewel de kostenspecificatie aanvankelijk niet aan de daaraan gestelde eisen voldeed,  is later een specificatie ingediend die wel voldeed. De rechtbank ziet geen aanleiding om op de beslissing van de rolrechter terug te komen die het verzoek tot het nemen van een nadere akte heeft gehonoreerd. De proceskostenveroordeling wordt wel beperkt tot een veroordeling tot betaling van proceskosten van € 9000, omdat de procedure als eenvoudige bodemzaak wordt aangemerkt in het licht van de Indicatiettarieven in IE-zaken. Het ging uitsluitend nog om de begroting van schadeposten, waarover partijen in de inbreukprocedure ook al uitgebreid stellingen hadden ingenomen.


IEPT20150415, Rb Den Haag, Fikszo v Stokke
 

(kopie origineel vonnis)