Plantenras LEMON SYMPHONY niet nietig

21-05-2015 Print this page
IEPT20150521, HvJEU, Schräder v CPVO

GEU ten onrechte geoordeeld dat beginsel van ambtshalve onderzoek van de feiten (artikel 76 GKwV) geen toepassing vindt in procedure voor kamer van beroep. Geen vernietiging bestreden arrest: GEU heeft wel onderzocht of bewijselementen voldoen aan criteria van beginsel van ambtshalve onderzoek. Rekwirant heeft onvoldoende bewezen dat in kader van technisch onderzoek van het ras LEMON SYMPHONY niet was voldaan aan artikel 7 GKwV. GEU terecht maatregel van instructie afgewezen:  geen begin van bewijs aangedragen door rekwirant. Oordeel dat rekwirant geen bewijs van gebrekkigheid van technisch onderzoek voor verlening LEMON SYMPHONY heeft geleverd van feitelijke aard en niet toetsbaar. Aangezien eigenschap “groeivorm van de stengels” wordt vastgesteld door vergelijking met andere plantenrassen, is verfijning van de beschrijving onvermijdelijk zodra andere plantenrassen verschijnen.

 

KWEKERSRECHT

 

Hogere voorziening tegen gevoegde zaken T-133/08, T-177/08 en T-242/09 (B9 11650), waarin is geoordeeld dat de aanpassing van de beschrijving van het ras “LEMON SYMPHONY” in het register van Gemeenschapskwekersrechten niet betekende dat het plantenras is gewijzigd. De gevorderde nietigverklaring van het ras is daarom ook afgewezen. De hogere voorziening bestaande uit grotendeels procedurele middelen, wordt afgewezen.

 

Het hof oordeelt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het beginsel van het ambtshalve onderzoek van de feiten (artikel 76 Gemeenschapskwekersrechtverordening (GKwV)) geen toepassing vindt in het kader van procedures voor de kamer van beroep. Aangezien het Gerecht wel heeft onderzocht of de bewijselementen van rekwirant voldoen aan de criteria die verband houden met dit beginsel, brengt de onjuiste rechtsopvatting niet de vernietiging van het arrest met zich mee. Het Gerecht heeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirant onvoldoende had bewezen dat in het kader van het technische onderzoek van het ras LEMON SYMPHONY niet was voldaan aan de voorwaarde van artikel 7 (onderscheidbaarheid van het ras) van de Gemeenschapskwekersrechtverordening.

 

Voorts heeft het Gerecht terecht geoordeeld dat rekwirant voor de kamer van beroep een begin van bewijs had moeten bijbrengen teneinde te verkrijgen dat bedoelde kamer een maatregel van instructie zou vaststellen, aangezien de algemene beginselen van procesrecht van toepassing zijn op de procedure voor het CPVO. Voorts zijn de beginselen uit het arrest ILFO v Hoge Autoriteit niet onjuist toegepast, nu rekwirant nooit het geringste bewijselement of zelfs maar de geringste aanwijzing heeft bijgebracht om zijn aanvraag te rechtvaardigen.

 

Aangezien het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat rekwirant geen enkel bewijselement noch bewijsmiddel had bijgebracht aan de hand waarvan vraagtekens konden worden geplaatst bij het technische onderzoek dat heeft geleid tot de verlening van de bescherming voor het ras LEMON SYMPHONY, kunnen de argumenten van rekwirant betreffende het expressieniveau dat is toegekend voor de eigenschap “groeivorm van de stengels” niet resulteren in de vernietiging van het bestreden arrest. Dit betreft een feitelijk oordeel dat niet vatbaar is voor toetsing in een hogere voorziening.

 

Ook wordt overwogen dat het Gerecht niet worden verweten dat het heeft geoordeeld dat de aanpassing van de beschrijving van de eigenschap „groeivorm van de stengels” de bescherming van het ras LEMON SYMPHONY niet ter discussie stelt. Aangezien deze eigenschap wordt vastgesteld door vergelijking met andere plantenrassen, is een verfijning van de beschrijving immers onvermijdelijk zodra andere plantenrassen verschijnen.


IEPT20150521, HvJEU, Schräder v CPVO
 

(curia-versie)