Voornemen prejudiciële vragen te stellen over mededeling aan publiek en streaming uit onrechtmatige bron

11-06-2015 Print this page
IEPT20150610, Rb Midden-Nederland, Brein v Filmspeler

(Met dank aan: Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger en Jurian van Groenendaal en Fulco Blokhuis, Boekx Advocaten)

Rb voornemens prejudiciële vragen te stellen over of sprake is van “een mededeling aan het publiek” bij de verkoop van een mediaspeler met add-ons die hyperlinks bevatten naar website waarop auteursrechtelijk beschermde werken zonder toestemming toegankelijk zijn gemaakt. Rb ook voornemens prejudiciële vragen te stellen over de toelaatbaarheid van streaming uit onrechtmatige bron.

 

AUTEURSRECHT

 

Gedaagde heeft via de website www.filmspeler.nl en op andere plaatsen op het internet een mediaspeler (Raspberry Pi) aangeboden. Op de filmspeler staan add-ons geïnstalleerd, waarmee films, series en (live)sportwedstrijden via internet naar de tv gestreamd kunnen worden. De add-ons en links worden niet door de verkoper geprogrammeerd. Gedaagde heeft geen invloed op welke links in de add-ons zijn opgenomen. Brein vordert onder meer staking van auteursrechtinbreuk door gedaagde die volgens Brein als tussenpersoon diensten aanbiedt die worden gebruikt om auteursrechtinbreuk te maken.

 

Mededeling aan het publiek

Partijen verschillen onder meer van mening over de vraag of sprake is van (het bereiken van) een “nieuw publiek”. De rechtbank bespreekt het Svensson-arrest (IEPT20140213), het arrest van de Hoge Raad inzake Geenstijl v Sanoma (IEPT20150403) en het BestWater-arrest en overweegt dat de vraag of sprake is van een mededeling aan het publiek indien het werk weliswaar eerder is openbaar gemaakt, maar zonder toestemming aan de rechthebbende, niet zonder redelijke twijfel kan worden beantwoord. De rechtbank heeft overwogen de uitspraak in de Geenstijl v Sanoma zaak af te wachten, maar zal toch prejudiciële vragen stellen, omdat de feiten anders zijn in de onderhavige zaak. Het belangrijkste verschil is dat in de onderhavige zaak geen hyperlinks worden geplaatst op een eigen website, maar add-ons met hyperlinks worden geïnstalleerd in de mediaspeler van gedaagde, die niet zijn gemaakt door gedaagde, maar vrijelijk beschikbaar zijn op het internet.

 

De rechtbank overweegt de volgende prejudiciële vragen te stellen over dit onderwerp:

1) Moet artikel 3 lid 1 van de Auteursrecht-richtlijn aldus worden uitgelegd dat er sprake is van "een mededeling aan het publiek" in de zin van die bepaling, wanneer iemand een product (mediaspeler) verkoopt waarin door hem add-ons zijn geïnstalleerd die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijke beschermde werken, zoals films, series en live-uitzendingen, zonder toestemming van de rechthebbenden, direct toegankelijk zijn gemaakt?

 

2) Maakt het daarbij verschil
- of de auteursrechtelijk beschermde werken in het geheel nog niet eerder of uitsluitend via een abonnement met toestemming van de rechthebbenden op internet openbaar zijn gemaakt?

- of de add-ons die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijk beschermde werken zonder toestemming van de rechthebbenden direct toegankelijk zijn gemaakt, vrij beschikbaar zijn en ook door de. gebruikers zelf in de mediaspeler te installeren zijn?

- of de websites en dus de daarop - zonder toestemming van de rechthebbenden - toegankelijk gemaakte auteursrechtelijk beschermde werken, ook zonder de mediaspeler door het publiek te benaderen zijn?

 

Streaming

Vervolgens overweegt de rechtbank na een analyse van de Premier League (IEPT20111004) en PRCA v NLA (IEPT20140605) uitspraken, dat de vraag of het streamen van auteursrechtelijk beschermde werken uit ongeoorloofde bron, is toegestaan, omdat dit streamen geschiedt om rechtmatig gebruik van een werk mogelijk te maken, als bedoeld in artikel 13a Aw, zich leent voor het stellen van een prejudiciële vraag aan het HvJEU. Het antwoord op deze vraag volgt niet uit de bestaande rechtspraak en de juiste uitleg van de Auteursrechtrichtlijn is niet evident.

 

De rechtbank overweegt de volgende prejudiciële vragen te stellen:

 

1) Dient artikel 5 Auteursrechtrichtlijn (Richtlijn 2001/29/EG) aldus te worden uitgelegd dat geen sprake is van "rechtmatig gebruik" in de zin van het eerste lid sub b van die bepaling, indien een tijdelijke reproductie wordt gemaakt door een eindgebruiker bij het streamen van een auteursrechtelijk beschermd werk van een website waarop dit auteursrechtelijk beschermde werk zonder toestemming van de rechthebbende(n) wordt aangeboden?

 

2) Indien het antwoord op vraag 1) ontkennend luidt, is het maken van een tijdelijke reproductie door een eindgebruiker bij het streamen van een auteursrechtelijk beschermd werk van een website waarop dit auteursrechtelijk beschermde werk zonder toestemming van de rechthebbende(n) wordt aangeboden, dan strijdig met de "driestappentoets" bedoeld in artikel 5 lid 5 Auteursrecht-richtlijn (Richtlijn 2001/29/EG)?


De rechtbank houdt de beslissing over de vraag of gedaagde als tussenpersoon is te kwalificeren aan totdat het HvJEU antwoord heeft gegeven op de prejudiciële vragen. Het zelfde doet zij met betrekking tot het gestelde onrechtmatig handelen van gedaagde en de overige stellingen. Partijen krijgen de gelegenheid zich uit te laten over de te stellen prejudiciële vragen.


IEPT20150610, Rb Midden-Nederland, Brein v Filmspeler
 

(ECLI-versie)