Weigering beslissing te erkennen wegens strijd met Unierecht slechts mogelijk bij schending essentiële rechtsregel

16-07-2015 Print this page
IEPT20150716, HvJEU, Diageo v Simiramida

(Met dank aan: Arnout Gieske en Marco Gerritsen, Van Diepen Van der Kroef Advocaten en Charles Gielen, NautaDutilh)

Dat in lidstaat gegeven beslissing in strijd is met Unierecht, rechtvaardigt niet weigering beslissing te erkennen op grond van strijdigheid met openbare orde aangezochte lidstaat, indien onjuiste rechtstoepassing geen kennelijke schending van een rechtsregel van essentieel belang vormt. Onjuiste toepassing artikel 5(3) Merkenrichtlijn is geen kennelijke schending van een  rechtsregel van essentieel belang. Rechter moet bij onderzoek naar kennelijke schending openbare orde er rekening mee houden of rechtsmiddelen lidstaat van herkomst zijn uitgeput. Handhavingsrichtlijn van toepassing op proceskosten gemaakt in geding over erkenning beslissing uit andere lidstaat, waarin is vastgesteld dat beslag ter voorkoming inbreuk op IE-rechten onrechtmatig is.

 

PROCESRECHT - IPR - MERKENRECHT

 

Antwoord op prejudiciële vragen van de Hoge Raad (IEPT20131220) over onder meer of de openbare orde exceptie van artikel 34 (1) EEX-Vo kan worden ingeroepen om de erkenning van een buitenlands vonnis dat evident in strijd is met het Unierecht te weigeren. Zie ook IEPT20120605 (hof). Het HvJEU beantwoordt de vragen als volgt:

 

68 Gelet op al het voorgaande dient op de eerste en de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 34, punt 1, van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het feit dat een in een lidstaat gegeven beslissing in strijd met het Unierecht is, niet rechtvaardigt dat deze beslissing niet wordt erkend in een andere lidstaat wegens strijdigheid met de openbare orde van laatstbedoelde staat wanneer de aangevoerde onjuiste rechtstoepassing geen kennelijke schending vormt van een rechtsregel die van essentieel belang wordt geacht in de rechtsorde van de Unie en dus van de aangezochte lidstaat, of van een in die rechtsordes als fundamenteel erkend recht. Dat is niet het geval bij een onjuiste toepassing van een bepaling als artikel 5, lid 3, van richtlijn 89/104.
Wanneer de rechter van de aangezochte staat nagaat of eventueel sprake is van een kennelijke schending van de openbare orde van deze staat, moet hij ermee rekening houden dat, behoudens bijzondere omstandigheden die het te moeilijk of onmogelijk maken de rechtsmiddelen in de lidstaat van herkomst aan te wenden, de justitiabelen de plicht hebben in deze lidstaat alle beschikbare rechtsmiddelen aan te wenden om een dergelijke schending in een eerder stadium te voorkomen.

 

80 Gelet op al het voorgaande dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 14 van richtlijn 2004/48 aldus moet worden uitgelegd dat het van toepassing is op de gerechtskosten die de partijen maken in het kader van een geding in een lidstaat tot vergoeding van de schade wegens een beslag dat in een andere lidstaat is gelegd ter voorkoming van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, wanneer in het kader van deze schadevordering de vraag rijst naar erkenning van een in die andere lidstaat gegeven beslissing waarbij is vastgesteld dat dit beslag onrechtmatig is.

IEPT20150716, HvJEU, Diageo v Simiramida


(curia-versie)