Voorwaarden waaronder houder FRAND-octrooi inbreukvordering kan instellen zonder misbruik machtspositie

21-07-2015 Print this page
IEPT20150716, HvJEU, Huawei v ZTE

Houder FRAND-octrooi maakt geen misbruik van machtspositie door inbreukvordering in te stellen wanneer hij de vermeende inbreukmaker in kennis heeft gesteld van de inbreuk, een schriftelijk aanbod van een licentie onder FRAND-voorwaarden heeft gedaan en de inbreukmaker het octrooi blijft gebruiken. Niet verboden voor houdster FRAND-octrooi met machtspositie om tegen vermeend inbreukmaker beroep tot verstrekken boekhoudkundige gegevens of tot schadevergoeding in te stellen.

 

OCTROOIRECHT - MISBRUIK MACHTSPOSITIE
 

Huawei is houder van een octrooi dat een LTE standaard-essentieel octrooi is. Huawei heeft zich ertoe verbonden licenties te verlenen aan derden onder FRAND-voorwaarden. Na het mislukken van onderhandelingen met ZTE over het sluiten van een licentie onder FRAND-condities, heeft Huawei een inbreukvordering ingesteld. De verwijzende rechter vraagt zich af of een en ander verenigbaar is met artikel 102 VWEU (misbruik van machtspositie)

 

Het HvJEU beantwoordt de vragen als volgt:

 

1)      Artikel 102 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een octrooi dat essentieel is voor een door een standaardisatieorganisatie opgestelde standaard, die jegens deze standaardisatieorganisatie de onherroepelijke verbintenis is aangegaan om aan derden een licentie te verlenen onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, genoemd „FRAND”(„fair, reasonable and non-discriminatory”)-voorwaarden, geen misbruik van zijn machtspositie in de zin van dat artikel maakt door een beroep wegens inbreuk in te stellen strekkende tot staking van de inbreuk op zijn octrooi of tot terugroeping van de producten voor de vervaardiging waarvan gebruik is gemaakt van dit octrooi, wanneer:

 

        hij vóór de instelling van dat beroep, enerzijds, de vermeende inbreukmaker in kennis heeft gesteld van de inbreuk die hem wordt verweten, met vermelding van dat octrooi en met precisering van de wijze waarop daarop inbreuk is gemaakt, en anderzijds, nadat de vermeende inbreukmaker te kennen heeft gegeven dat hij bereid is een licentieovereenkomst te sluiten onder FRAND-voorwaarden, deze inbreukmaker een concreet en schriftelijk aanbod van een licentie onder dergelijke voorwaarden heeft gedaan en daarbij met de name de royalty en de wijze van berekening daarvan nader heeft aangegeven, en

 

        die inbreukmaker het betrokken octrooi blijft gebruiken en niet met bekwame spoed overeenkomstig de handelsgebruiken en te goeder trouw gevolg geeft aan dit aanbod, hetgeen dient te worden uitgemaakt aan de hand van objectieve elementen en inhoudt dat er geen sprake is van vertragingstactiek.

 

2)      Artikel 102 VWEU aldus moeten worden uitgelegd dat het, in omstandigheden als aan de orde in het hoofdgeding, een onderneming met een machtspositie die houdster is van een octrooi dat essentieel is voor een door een standaardisatieorganisatie opgestelde standaard, waarvoor zij jegens deze standaardisatieorganisatie de verbintenis is aangegaan licenties te verlenen onder FRAND-voorwaarden, niet verboden is tegen degene die inbreuk zou hebben gemaakt op haar octrooi, een beroep wegens inbreuk in te stellen strekkende tot het verstrekken van boekhoudkundige gegevens over de in het verleden verrichte handelingen van exploitatie van dit octrooi of tot schadevergoeding voor deze handelingen.

IEPT20150716, HvJEU, Huawei v ZTE

(curia-versie)