Ex-werknemer houden aan niet-toepasselijk concurrentiebeding niet onrechtmatig

Werknemer houden aan niet-toepasselijk concurrentiebeding pas onrechtmatig indien zij tegen beter weten in of louter om eiser dwars te zitten een beroep op het concurrentiebeding had gedaan.

 ONRECHTMATIGE CONCURRENTIE

Kort geding. Eiser is gedurende een aantal jaren in dienst geweest bij De Meern op basis van een arbeidsovereenkomst, waarin een concurrentiebeding is opgenomen. Bij brief heeft eiser zijn dienstverband opgezegd, met als reden dat hij een functie bij een ander bedrijf (Metaalgroep) had geaccepteerd. De advocaat van De Meern heeft eiser bij brief verzocht en gesommeerd om te bevestigen dat hij niet in dienst zal treden bij Metaalgroep. Eiser is niet in dienst getreden bij Metaalgroep, en heeft De Meern gedagvaard in kort geding, en daarbij schorsing van het concurrentiebeding gevorderd. De kantonrechter oordeelde dat onvoldoende aannemelijk was dat eiser met indiensttreding bij Metaalgroep het concurrentiebeding zou overtreden en heeft hij zowel de conventionele als de reconventionele vordering afgewezen. Eiser vordert nu dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat het handelen van De Meern is aan te merken als een toerekenbare onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW en dat De Meern zal worden veroordeeld om een schadevergoeding te betalen.

De rechter is van oordeel dat De Meern niet onrechtmatig heeft gehandeld. De opstelling van De Meern kan pas als onrechtmatig worden aangemerkt indien zij zich tegen beter weten in of louter om eiser dwars te zitten op het non-concurrentiebeding zou hebben beroepen. De kantonrechter heeft voorshands in kort geding geoordeeld dat het concurrentiebeding eiser niet belemmerde om bij Metaalgroep in dienst te treden, maar dit betekent niet dat het handelen van De Meern daarmee onrechtmatig is geworden omdat zij daarmee in strijd met enig recht van eiser heeft gehandeld. De vorderingen van eiser worden afgewezen.

IEPT20150812, Rb Midden-Nederland, De Meern

(ECLI-versie)