HvJEU over begrip "in de Gemeenschap bekend" uit artikel 4(3) Merkenrichtlijn

03-09-2015 Print this page
IEPT20150903, HvJEU, Iron & Smith v Unilever

Bekend ouder Gemeenschapsmerk: vereist is bekendheid in aanmerkelijk deel EU grondgebied, mogelijk één enkele lidstaat, niet noodzakelijk het gebied van het jonger nationale merk. Criteria inzake normaal gebruik van het Gemeenschapsmerk irrelevant voor oordeel over bekendheid. Houder van ouder Gemeenschapsmerk dat bekend is in aanmerkelijk deel van grondgebied van Unie kan zich verzetten tegen jonger nationaal merk, ook indien bekendheid ontbreekt bij relevante publiek van lidstaat waar inschrijving jonger nationaal merk is verzocht: (a) indien commercieel niet te verwaarlozen deel van publiek het oudere gemeenschapsmerk kent en in verband brengt met jongere merk en daadwerkelijk inbreuk wordt gemaakt, dan wel (b) indien sprake is van een ernstig gevaar dat inbreuk zich in de toekomst voordoet.

 

MERKENRECHT

 

Prejudiciële vragen van de Fővárosi Törvényszék (Hof te Boedapest, Hongarije) over onder welke voorwaarden een gemeenschapsmerk bekend is in de zin van artikel 4(3) Merkenrichtlijn. De vraag is gerezen in een geschil over de verzochte inschrijving van het gekleurde beeldteken “be impulsive” als nationaal merk door Iron & Smith. Unilever heeft hiertegen succesvol oppositie ingesteld op grond van haar oudere internationale en communautaire woordmerken “Impulse”. Het Bureau stelde vast dat het gemeenschapsmerk in een aanmerkelijk gedeelte van de Unie bekend was en weigerde de inschrijving van het merk. De verwijzende rechter vraagt zich onder meer af of, zelfs indien er sprake is van een dergelijke bekendheid, kan worden aangenomen dat wanneer een merk onbekend is in de betrokken lidstaat, er door het gebruik van het jongere merk zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere gemeenschapsmerk. Het Hof van Justitie EU beantwoordt de vragen als volgt:

 

1) Artikel 4, lid 3, van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een ouder gemeenschapsmerk bekend is in een aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Europese Unie, dat in voorkomend geval kan overeenkomen met het grondgebied van één enkele lidstaat, die niet noodzakelijk de lidstaat is waar een verzoek om inschrijving van een jonger nationaal merk is ingediend, moet worden aangenomen dat dit merk bekend is in de Europese Unie. De criteria die in de rechtspraak zijn ontwikkeld met betrekking tot het normale gebruik van het gemeenschapsmerk zijn als zodanig irrelevant om vast te stellen of er sprake is van „bekendheid” in de zin van artikel 4, lid 3, van die richtlijn.

 

2) Wanneer het oudere gemeenschapsmerk reeds bekendheid heeft verworven in een aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Europese Unie, maar niet bij het relevante publiek van de lidstaat waar is verzocht om inschrijving van het jongere nationale merk waartegen oppositie is ingesteld, kan de houder van het gemeenschapsmerk de door artikel 4, lid 3, van richtlijn 2008/95 geboden bescherming genieten wanneer blijkt dat een commercieel niet te verwaarlozen deel van dit publiek dat oudere gemeenschapsmerk kent en in verband brengt met het jongere nationale merk, en dat er, gelet op alle relevante omstandigheden van het concrete geval, op dat ogenblik daadwerkelijk inbreuk wordt gemaakt op het gemeenschapsmerk in de zin van die bepaling dan wel, in het andere geval, sprake is van een ernstig gevaar dat een dergelijke inbreuk zich in de toekomst voordoet.


IEPT20150903, HvJEU, Iron & Smith v Unilever
 

(curia-versie)